ECLI:NL:RBDHA:2025:3894
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op Woo-verzoek; niet-ontvankelijkheid en proceskostenvergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2025, in de zaak SGR 24/6631, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser had op 16 mei 2024 verzocht om openbaarmaking van bepaalde informatie, maar de CVOM had pas op 4 september 2024 gereageerd. Eiser stelde dat de CVOM niet tijdig had beslist en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 9 december 2024 behandeld, waarbij eiser aanwezig was. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend om eiser de gelegenheid te geven te reageren op een e-mail van de CVOM, waarin deze de gevraagde informatie had verstrekt. Eiser heeft aangegeven dat hij geen bezwaar had tegen het besluit van de CVOM, maar dat hij het beroep niet wilde intrekken omdat hij griffierecht had betaald. De rechtbank oordeelt dat de CVOM op 4 september 2024 een besluit heeft genomen en dat eiser geen belang meer heeft bij het beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Eiser had verzocht om een proceskostenvergoeding, maar de rechtbank oordeelt dat deze kosten niet redelijkerwijs zijn gemaakt, omdat de CVOM het griffierecht moet vergoeden. De rechtbank beslist dat de CVOM het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden.