ECLI:NL:RBDHA:2025:3889

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
NL24.42483
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Roma uit Bosnië-Herzegovina wegens ongeloofwaardige identiteit en herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Roma uit Bosnië-Herzegovina, diende op 3 oktober 2024 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 28 oktober 2024 door de minister als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelde de zaak op 9 januari 2025, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser had verklaard dat zijn echte naam niet de naam was die hij in zijn asielaanvraag had opgegeven, en dat hij gebruik had gemaakt van een vals identiteitsbewijs. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eisers identiteit ongeloofwaardig is, omdat hij niet met authentieke documenten heeft onderbouwd dat zijn naam daadwerkelijk de door hem opgegeven naam is. Daarnaast wordt vastgesteld dat Bosnië-Herzegovina als veilig land van herkomst wordt beschouwd, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk gevaar loopt. De rechtbank wijst ook de beroepsgrond van eiser af dat hij vanwege zijn relatie in Nederland een inreisverbod opgelegd zou moeten krijgen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42483

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Luijendijk),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 3 oktober 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 28 oktober 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister aan deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben in een bericht laten weten dat zij niet aanwezig zijn bij de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Zijn echte naam is niet [eiser], maar [naam] en hij is niet geboren op [geboortedatum 1] 1993 maar op [geboortedatum 2] 1993. De minister heeft de gegevens gehanteerd zoals die op een vals identiteitsbewijs zijn opgenomen, maar die gegevens zijn dus onjuist. Eiser heeft de nationaliteit van Bosnië-Herzegovina en behoort tot de bevolkingsgroep Roma. Eiser had in 2013 of 2014 in Bosnië-Herzegovina een probleem met een stel mannen die een vriend van eiser mishandelden, waarna deze mannen eiser aanvielen en in zijn buik staken. Naar aanleiding hiervan heeft eiser contact gehad met de politie. Enige tijd later kwamen deze mannen terug naar de vuilstort waar eiser werkte en is eiser gevlucht.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) Problemen met de mannen die eiser hebben mishandeld.
5.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat eisers nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn, maar eisers identiteit ongeloofwaardig. De minister acht verder eisers problemen met de mannen die eiser hebben mishandeld ongeloofwaardig. Eiser heeft namelijk bij beide ongeloofwaardige onderdelen zijn verklaringen niet onderbouwd met documenten en hij voldoet ook niet aan de andere eisen om zijn verklaring alsnog geloofwaardig te achten. De enkele omstandigheid dat eiser Roma is, is geen grond om eiser een verblijfsvergunning te geven. Daarnaast is Bosnië-Herzegovina een veilig land van herkomst. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
Is eisers identiteit ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister ten onrechte zijn identiteit ongeloofwaardig heeft geacht. Allereerst heeft eiser een oprechte inspanning geleverd om zijn asielaanvraag te onderbouwen. Eiser heeft namelijk alle beschikbare kopieën van zijn documenten overgelegd. Eiser verkeert in bewijsnood, waardoor deze kopieën moeten worden gezien als een begin van bewijs. Ook heeft eiser een bevredigende verklaring gegeven over de ontbrekende documenten. Daarover heeft eiser verklaard dat hij zijn originele Bosnische identiteitskaart is kwijtgeraakt en aangifte heeft gedaan bij Nederlandse politie. Bovendien heeft hij foto’s van een geboorteakte en een ongehuwdheidsverklaring en zijn Franse verblijfsvergunning uit 2016 overgelegd. De minister had aan de hand hiervan kunnen verifiëren of eisers identiteit juist was en waarom hij in het bezit was gesteld van een Franse verblijfsvergunning.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister mocht zich op het standpunt stellen dat eisers identiteit ongeloofwaardig is. Allereerst stelt de rechtbank vast dat eiser zijn asielaanvraag van 3 oktober 2024 zelf heeft ingevuld met de naam [eiser]. Eiser heeft nadien ook verschillende documenten onder die naam [1] ondertekend en uit het verslag van het aanmeldgehoor van 22 oktober 2024 blijkt dat eiser bevestigt dat dat zijn naam is. [2] In dat gehoor verklaart hij ook dat hij gebruik heeft gemaakt van een vals identiteitsbewijs op de naam van [naam]. Dat zou de naam zijn geweest van een neef van de persoon die hem naar Nederland heeft gesmokkeld. De minister heeft zich in het voornemen van 24 oktober 2024 op het standpunt gesteld dat de naam [eiser] ongeloofwaardig is, omdat eiser meermaals gebruik heeft gebruikt van een vals bevonden identiteitsbewijs waarop andere personalia staan dan die eiser heeft opgegeven bij zijn asielaanvraag. Ook heeft eiser volgens de minister niet met authentieke documenten onderbouwd dat zijn naam [eiser] is. Eiser heeft vervolgens in de zienswijze van 25 oktober 2024 aangevoerd dat zijn echte naam [naam] is en zijn valse naam [eiser]. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat eisers identiteit gelet op deze omstandigheden ongeloofwaardig is. Door eerst zijn asielaanvraag als [eiser] te ondertekenen en te verklaren dat [naam] een valse naam is, en pas later te stellen dat zijn naam eigenlijk [naam] is en [eiser] zijn valse naam, schept eiser twijfel over zijn identiteit. Hij legt bovendien niet uit waarom hij zijn asielaanvraag met een naam heeft ondertekend waarvan hij nu zegt dat het zijn valse naam is. Ook heeft eiser niet met authentieke documenten onderbouwd dat zijn echte naam [naam] is. Gelet hierop heeft eiser zijn identiteit niet aannemelijk gemaakt. De overgelegde kopieën van eisers geboorteakte, ongehuwdverklaring en zijn Franse verblijfsvergunning leiden niet tot een ander oordeel. De minister kan deze namelijk niet op echtheid onderzoeken. Om die reden blijft eisers identiteit ongeloofwaardig.
Had eiser aangemerkt moeten worden als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag vanwege discriminatie als Roma in Bosnië-Herzegovina?
7. Eiser voert aan dat hij aangemerkt moet worden als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag vanwege de discriminatie die hij als Roma heeft ervaren in Bosnië-Herzegovina. Het is voor Roma namelijk niet mogelijk om op een humane manier in hun bestaan te voorzien. Eiser heeft als Roma namelijk nooit onderdak gekregen, werk gehad of onderwijs kunnen volgen. Van het geld wat hij ‘verdiende’ door het zoeken naar oud ijzer kon eiser zijn ziektekostenverzekering niet betalen. Ook heeft hij heel zijn leven in zelfgemaakte hutten gewoond van materiaal van de vuilnisbelt. Eiser heeft geprobeerd om hulp te krijgen, maar de autoriteiten helpen Roma niet waardoor het nutteloos is om bescherming te vragen. Ter onderbouwing van zijn betoog overlegt eiser een rapport van Amnesty International van 23 april 2024 en een rapport van US State Department (USDOS), ‘Country Report: Bosnia and Herzegovina 2023’, waaruit volgt dat Roma geen gelijke rechten hebben. Tot slot wijst eiser erop dat de minister in het besluit naar een gedateerde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 maart 2017 [3] en een verklaring van de ombudsman uit 2018 heeft verwezen. Die verwijzing kan volgens eiser geen stand houden gelet op dat hij heeft verwezen naar nieuwere bronnen over Bosnië-Herzegovina.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Niet in geschil is dat het geloofwaardig is dat eiser behoort tot de Roma bevolkingsgroep. De minister heeft eiser echter niet hoeven volgen in zijn betoog dat de discriminatie die eiser heeft ervaren als Roma leidt tot de conclusie dat hij aangemerkt moet worden als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank stelt vast dat eiser afkomstig uit een veilig land van herkomst en dat er daarom een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Bosnië-Herzegovina geen bescherming nodig hebben. In de uitspraak van 13 maart 2017 waar eiser op wijst, heeft de Afdeling geoordeeld dat Bosnië-Herzegovina ook als veilig land kan worden aangemerkt voor Roma. De Afdeling heeft overwogen dat uit de in die uitspraak genoemde rapporten weliswaar volgt dat Roma tot de meest kwetsbare groep in Bosnië-Herzegovina behoren, maar niet dat zij systematisch gevaar op vervolging of een onmenselijke behandeling lopen. Daar komt bij dat er bij de herbeoordeling van de minister in november 2023 of Bosnië-Herzegovina een veilig land van herkomst is, niet is gebleken dat Roma hier een uitzondering op vormen. [4] Bij deze herbeoordeling is onder andere ook het door eiser overgelegde rapport van USDOS betrokken. Het is daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat Bosnië-Herzegovina voor hem wegens zijn specifieke omstandigheden niet veilig is.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister op goede gronden overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Bosnië-Herzegovina voor hem persoonlijk niet veilig is. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn problemen in Bosnië-Herzegovina contact heeft gehad met de politie, maar dat een politieagent een opmerking maakte waardoor eiser bang werd. [5] De minister mocht zich hierover op het standpunt stellen dat dit geen reden is om aan te nemen dat de politie hem geen bescherming kan bieden en dat het op de weg van eiser had gelegen om te hulp te zoeken bij de (hogere) autoriteiten in Bosnië-Herzegovina. Het is niet gebleken dat eiser hulp heeft gezocht bij de Bosnische autoriteiten. Verder heeft de minister terecht opgemerkt dat eiser zelf heeft verklaard dat één van zijn belagers is gearresteerd door de politie van Bosnië-Herzegovina, maar dat eiser niet weet wat er daarna met deze belager is gebeurd. [6] Het feit dat de politie één van eisers belagers heeft gearresteerd is een teken dat eisers melding bij de politie serieus is genomen en dat hier adequaat op is gereageerd door de Bosnische politie. De minister heeft daarom eisers betoog dat het nutteloos is om bescherming te vragen bij de Bosnische autoriteiten niet hoeven volgen.
Is er aanleiding om af te zien van het reeds opgelegde inreisverbod?
8. Eiser voert aan dat de minister moet afzien van het opgelegde inreisverbod, omdat dat hij in Nederland een vriendin ([naam vriendin]) en een dochter ([naam dochter]) heeft. Eiser zal spoedig een geboorteakte van [naam dochter] overleggen. Hij heeft [naam dochter] nog niet mogen erkennen omdat hij geen rechtmatig verblijf had. Bovendien heeft eiser een verklaring van [naam vriendin] overgelegd waaruit hun relatie blijkt. Het getuigt van bijzondere hardheid om aan eiser een inreisverbod op te leggen.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister moet een inreisverbod opleggen als een vreemdeling onrechtmatig in Nederland verblijft en hem een terugkeerbesluit is opgelegd en hem een vertrektermijn is onthouden ingevolge artikel 62, tweede lid, van de Vw 2000. [7] De rechtbank stelt vast dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft en dat aan hem op 12 april 2023, naar aanleiding van een eerdere asielaanvraag die buitenbehandeling is gesteld omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken, een terugkeerbesluit en een inreisverbod zijn opgelegd die nog steeds geldig zijn. De minister heeft in het besluit op goede gronden gemotiveerd dat hij in eisers stelling dat hij een vriendin en dochter in Nederland heeft geen reden ziet om het inreisverbod in te trekken. Eiser heeft alleen een kort mailtje van [naam vriendin] overgelegd, maar dat is onvoldoende om (de hechtheid van) de relatie met [naam vriendin] aannemelijk te maken. Bovendien heeft eiser zelf verklaard dat hij niet samenwoont met [naam vriendin]. [8] Ook verder zijn er geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van een familie- en/of gezinsleven met [naam vriendin] als zijn vriendin en [naam dochter] als dochter of van een afhankelijkheidsrelatie met [naam vriendin] en [naam dochter]. Daar komt bij dat eiser deze relatie is aangegaan terwijl hij niet rechtmatig in Nederland verbleef en desondanks ervoor heeft gekozen om een gezin te stichten. Dat komt voor zijn eigen rekening en risico. Gelet hierop bestond er geen aanleiding voor de minister om het reeds opgelegde inreisverbod in te trekken.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de antecedentenverklaring van 23 oktober 2024, die eiser ook ondertekent met de letters ‘MR’
2.Pagina 3 van het verslag
3.ABRvS 13 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:642.
4.KST 19637, nr. 3178, Brief herbeoordeling veilig land van herkomst Bosnië en Herzegovina, Brazilië, Jamaica, Kosovo, Mongolië, Servië, pagina 1.
5.Verslag aanmeldgehoor, pagina 9: ‘kijk uit wat je vertelt, anders gaat het met jou net zo aflopen als dat kind dat is overleden’.
6.Verslag aanmeldgehoor, pagina 11.
7.Zie artikel 66a, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
8.Verslag aanmeldgehoor, pagina 7.