ECLI:NL:RBDHA:2025:3883
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- B. van Dokkum
- J.R. Froma
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van EU-verblijfsrecht en ongewenstverklaring van een Poolse burger
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn EU-verblijfsrecht en zijn ongewenstverklaring. Bij besluit van 25 mei 2023 heeft de Minister van Asiel en Migratie het verblijfsrecht van eiser beëindigd en hem ongewenst verklaard. Eiser heeft bezwaar gemaakt en beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft de zaak op 6 maart 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Eiser, geboren in 1976 en van Poolse nationaliteit, voert aan dat hij een positieve gedragsverandering heeft ondergaan en dat hij sinds juni 2024 in Duitsland woont en werkt. Hij betwist de stelling van verweerder dat hij een actuele dreiging vormt voor de samenleving, aangezien hij meer dan twee jaar geleden voor het laatst strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser nog steeds een ernstige bedreiging vormt, gezien de aard en hoeveelheid van de gepleegde misdrijven en het feit dat eiser recentelijk in detentie heeft gezeten.
De rechtbank concludeert dat de hoorplicht niet is geschonden en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard vanwege een gebrek aan connexiteit. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.