ECLI:NL:RBDHA:2025:3883

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
NL24.40943
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van EU-verblijfsrecht en ongewenstverklaring van een Poolse burger

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn EU-verblijfsrecht en zijn ongewenstverklaring. Bij besluit van 25 mei 2023 heeft de Minister van Asiel en Migratie het verblijfsrecht van eiser beëindigd en hem ongewenst verklaard. Eiser heeft bezwaar gemaakt en beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft de zaak op 6 maart 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Eiser, geboren in 1976 en van Poolse nationaliteit, voert aan dat hij een positieve gedragsverandering heeft ondergaan en dat hij sinds juni 2024 in Duitsland woont en werkt. Hij betwist de stelling van verweerder dat hij een actuele dreiging vormt voor de samenleving, aangezien hij meer dan twee jaar geleden voor het laatst strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser nog steeds een ernstige bedreiging vormt, gezien de aard en hoeveelheid van de gepleegde misdrijven en het feit dat eiser recentelijk in detentie heeft gezeten.

De rechtbank concludeert dat de hoorplicht niet is geschonden en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard vanwege een gebrek aan connexiteit. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.40943 (beroep) en NL24.8539 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn EU-verblijfsrecht en zijn ongewenstverklaring.
1.1.
Bij besluit van 25 mei 2023 heeft verweerder het verblijfsrecht van eiser beëindigd en eiser ongewenst verklaard. Met het bestreden besluit van 30 september 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1976 en heeft de Poolse nationaliteit. Verweerder heeft besloten om het verblijfsrecht van eiser te beëindigen en eiser ongewenst te verklaren omdat eiser in het verleden meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. Volgens verweerder is het gedrag van eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving. Eiser is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt en beroep ingesteld.
Wat vindt eiser?
3. Eiser voert in zijn beroepsgronden, kort samengevat, aan dat hij een positieve gedragsverandering heeft ondergaan. Eiser staat sinds 26 juni 2024 ingeschreven in Duitsland en is daar sinds 12 augustus 2024 werkzaam. Verder heeft eiser een affectieve relatie met mevrouw [naam] . Zij verwachten een kind samen. Eiser voert verder aan dat hij voor het laatst op 8 en 9 december 2022 strafbare feiten heeft gepleegd en dat dit inmiddels meer dan twee jaar geleden is. Van een actuele dreiging is daarom volgens hem geen sprake meer. Tot slot voert eiser aan dat hij ten onrechte niet gehoord is in bezwaar. Mede gelet op de ex-nunc toetsing van de vraag of eisers gedrag nog een actuele dreiging vormt, is dit onzorgvuldig geweest.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Actuele, werkelijke en ernstige dreiging
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt kunnen stellen dat eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving is. Redengevend daarvoor is dat eiser nog maar kort geleden, tussen maart 2020 en december 2022, vele misdrijven pleegde en overtredingen beging. Eiser heeft meer dan een jaar in detentie heeft doorgebracht.
5. Dat er thans meer dan twee jaar zijn verstreken sinds eiser voor het laatst strafbare feiten heeft gepleegd, betekent niet dat de dreiging niet meer actueel is. Mede gelet op de hoeveelheid en de aard van de misdrijven en overtredingen is december 2022 niet heel lang geleden. Daarbij komt dat eiser een belangrijk deel van die twee jaar was gedetineerd. Daarnaast bevindt eiser zich nog in zijn proeftijd. Uit eisers justitiële documentatie blijkt dat de dreiging van tenuitvoerlegging van een opgelegde voorwaardelijke straf eiser er eerder niet van heeft weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
6. Dat eiser inmiddels een baan, een woning en een vriendin in Duitsland stelt te hebben, is een goede ontwikkeling, maar maakt niet dat sprake is van een zodanige positieve gedragsontwikkeling dat geen sprake meer is van een actuele, werkelijke en ernstige dreiging.
Hoorplicht
7. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden. Verweerder heeft in wat eiser in bezwaar naar voren heeft gebracht geen aanleiding hoeven zien om eiser te horen en heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het bezwaar kennelijk ongegrond is.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Nu er op het beroep is beslist, zal het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege een gebrek aan connexiteit.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.