ECLI:NL:RBDHA:2025:3865

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
NL25.7079
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de ophouding van een vreemdeling op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2025, wordt het beroep van eiseres tegen haar ophouding beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft niet op de zitting verschenen, ondanks dat zij de gelegenheid had om gronden van beroep naar voren te brengen. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar beroepschrift enkel heeft aangegeven dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig is, zonder verdere toelichting of specifieke gronden te geven. Dit is onvoldoende om als beroepsgrond te gelden volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 behandeld, maar omdat eiseres en haar gemachtigde niet aanwezig waren, heeft de rechtbank geen gronden van beroep kunnen vaststellen. De gemachtigde heeft in een eerder bericht verzocht om uitspraak te doen op basis van de stukken in het dossier, maar de rechtbank is van mening dat dit niet mogelijk is zonder ingediende beroepsgronden. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet tijdig de gronden heeft vermeld en de rechtbank niet gehouden is om de ophouding ambtshalve te toetsen.

De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals vermeld in artikel 6:5 en 6:6 van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7079

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. L. Soedamah),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen haar ophouding op grond van artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van afmelding, niet verschenen. De minister is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [1] Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Heeft eiseres de gronden tijdig vermeld?
2. Eiseres heeft in het beroepschrift slechts gesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig is. Die enkele niet toegelichte stelling is echter niet concreet genoeg om als beroepsgrond in de zin van artikel 6:5 van de Awb te gelden. Eiseres is in de gelegenheid geweest om op de zitting nog gronden van beroep naar voren te brengen, zoals dat gebruikelijk is op een bewaringszitting. De gemachtigde van eiseres heeft in zijn bericht van 19 februari 2025 de rechtbank echter bericht dat hij en eiseres om hen moverende redenen niet aanwezig zullen zijn bij de zitting. De rechtbank stelt daarom vast dat eiseres geen gronden heeft ingediend. In het bericht van 19 februari 2025 leest de rechtbank ook geen reden die moet leiden tot het oordeel dat het verzuim verontschuldigbaar is.
Is de rechtbank gehouden om de ophouding ambtshalve te toetsen?
3. De gemachtigde van eiseres heeft in zijn bericht van 19 februari 2025 de rechtbank nog verzocht om aan de hand van de stukken in het dossier uitspraak te doen. Artikel 8:69 van de Awb schrijft voor dat de rechtbank uitspraak doet aan de hand van de beroepsgronden. De rechtbank is op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 gehouden ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden van een maatregel van bewaring te toetsen. Hier gaat het echter niet om een maatregel van bewaring en een ophouding is daar ook niet aan gelijk te stellen. Omdat eiseres geen beroepsgronden heeft ingediend, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.