ECLI:NL:RBDHA:2025:3802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
C/09/676956 / KG ZA 24-1145
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot zorgregeling in kort geding vanwege complexe situatie tussen ouders

In deze zaak, die op 6 februari 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde de vader, vertegenwoordigd door mr. G. Alkilic, dat de moeder, vertegenwoordigd door mr. F. Uzumcu, zou worden veroordeeld tot medewerking aan een zorgregeling voor hun minderjarige kind. De vader stelde voor dat het kind van vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur bij hem zou verblijven, met een dwangsom van € 200,- voor elke keer dat de moeder haar medewerking zou onthouden, tot een maximum van € 15.000,-. De moeder voerde verweer en stelde dat er sprake was van stalking door de vader, wat leidde tot een ernstig conflict tussen de ouders.

De voorzieningenrechter overwoog dat de situatie tussen de ouders dermate complex was, met beschuldigingen van stalking en een diepgaande verstoring van de familieverhoudingen, dat de zaak zich niet leende voor beoordeling in kort geding. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van een bestaande zorgregeling en dat de vorderingen van de vader daarom moesten worden afgewezen. De rechter oordeelde dat de omgang tussen de vader en het kind in een bodemprocedure verder onderzocht moest worden, gezien de ernst van de situatie.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van de vader af, en dit vonnis werd openbaar uitgesproken op 6 februari 2025.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/676956 / KG ZA 24-1145
Vonnis in kort geding van 6 februari 2025
in de zaak van
[de vader]te [woonplaats 1] ,
eiser, tevens de vader,
advocaat: mr. G. Alkilic te Den Haag,
tegen:
[de moeder]te [woonplaats 2] ,
gedaagde, tevens de moeder,
advocaat: mr. F. Uzumcu te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de brief met bijlagen van 20 januari 2025 van de moeder;
- de op 23 januari 2025 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] .
2.2.
De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert – zakelijk weergegeven – de moeder te veroordelen tot medewerking aan de zorgregeling, waarbij de minderjarige bij de vader is van vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur, waarbij de moeder de minderjarige ophaalt en terugbrengt, althans een zorgregeling te bepalen die de rechtbank juist acht, op verbeurte van een dwangsom van € 200,- voor iedere keer dat zij haar medewerking onthoudt, met een maximum van € 15.000,- althans een dwangsom die de rechtbank juist acht.
3.2.
De moeder voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Gebleken is dat de ouders voor de geboorte van [minderjarige] uit elkaar zijn gegaan. De moeder verbleef voor en na de geboorte van [minderjarige] in een opvanghuis voor jonge moeders bij [instelling] . Zij werd door hen begeleid in het kader van huiselijk geweld in relatie tot de vader. Zij hebben ook een zorgplan gemaakt. De moeder stelt dat de vader haar stalkt. Zij verdenkt hem ervan dat hij haar meerdere keren per dag met een anoniem nummer belt, dat hij haar auto heeft vernield en dat hij airtags in haar auto heeft geplaatst, zodat hij op elk moment weet waar zij is. De vader zou zijn uitgenodigd voor een stopgesprek bij de politie, maar is hiervoor niet verschenen. De moeder stelt dat het onderzoek naar het stalkingsgedrag van de vader nog loopt.
De vader heeft het door de moeder gestelde stalkingsgedrag en andere beschuldigingen betwist. Hij geeft aan dat er sprake is van een ernstig conflict tussen hem en de familie aan de kant van zijn vader, waaronder zijn halfzusje. Dit halfzusje is een vriendin van de moeder. De vader heeft hierover op de zitting verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat zijn halfzusje volgens hem ongewenst gedrag vertoonde, zoals fysiek contact met meerdere mannen in hotels en het gebruik van lachgas. De vader had bij dit halfzusje aangegeven dat hij dit aan hun vader zou vertellen. Vervolgens heeft het halfzusje de vader beschuldigd van seksueel misbruik. De vader ontkent dit. Hij geeft aan dat [minderjarige] geen contact meer met hem heeft, maar wel bij zijn familie vaderszijde op bezoek gaat. Gezien de zeer moeizame verhoudingen met zijn familie vaderszijde op dit moment, steekt dit hem enorm. Daarnaast heeft de moeder berichten gestuurd aan de moeder van het andere kind van de vader waardoor hij, zo stelt de vader, zijn andere kind ook niet meer kan zien.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Uit de stukken volgen een aantal aanwijzingen van negatief gedrag van de vader richting de moeder. Zo is er een mail van Facebook aan de vader, waaruit kan worden afgeleid dat de vader via zijn mailadres een nep Facebookaccount heeft gemaakt met de persoonsgegevens van de moeder. Deze mail heeft de vader aan de moeder doorgestuurd, met de tekst “geen stress morgen weer nieuwe”. De vader betwist dit en geeft aan dat dit een mail is die de moeder aan hem heeft gestuurd en dat zijn reactie in dat licht moet worden gelezen. Dit lijkt echter niet te volgen uit de mailconversatie, nu het een mail van Facebook aan een mailadres van de vader betreft. Ook heeft de vader erkend een sms bericht naar een gezamenlijke vriendin te hebben gestuurd met de volgende tekst over de moeder: “ik neuk haar en iedereen om haar heen”.
Niet is komen vast te staan dat, zoals de vader in de dagvaarding stelt, partijen een vaste zorgregeling hebben afgesproken waarbij [minderjarige] om de week van vrijdag tot zondag bij hem verbleef. Er was weliswaar tot medio oktober 2024 regelmatig contact tussen de vader en [minderjarige] maar hier lag geen structurele, onderling afgesproken regeling aan ten grondslag. De vader kwam wel vaak langs bij de moeder om [minderjarige] te zien. Deze procedure betreft daarom geen vordering tot nakoming van een bestaande regeling.
Gelet op het heftige conflict tussen de ouders waarbij er sprake is van aangiftes van de moeder wegens onder andere stalking, en waarbij er sprake is van een diepgaande en ernstige verstoring van de familieverhoudingen en van de verhouding tussen de vader en de moeder, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze situatie dermate complex is dat deze zaak zich niet leent voor beoordeling in kort geding. Of er op dit moment omgang moet zijn tussen de vader en [minderjarige] en zo ja, op welke wijze, moet uitgebreider onderzocht worden in een bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de vader daarom afwijzen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van de vader af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Olland en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2025.
A.M.L.