In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2025 een beschikking gegeven waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige wordt verleend. De zaak betreft de minderjarige, geboren in 2007, die onder toezicht is gesteld en eerder al uit huis geplaatst is geweest. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel verblijft in een instelling waar hij de nodige begeleiding en structuur ontvangt. Tijdens de zitting op 25 februari 2025 was de moeder van de minderjarige aanwezig, terwijl de vader niet is verschenen, ondanks dat hij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en zijn mening meegenomen in de beoordeling. De kinderrechter oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, gezien de onveilige situatie bij de ouders. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig.