ECLI:NL:RBDHA:2025:3800

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
C/09/679412 / JE RK 25-178
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2025 een beschikking gegeven waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige wordt verleend. De zaak betreft de minderjarige, geboren in 2007, die onder toezicht is gesteld en eerder al uit huis geplaatst is geweest. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel verblijft in een instelling waar hij de nodige begeleiding en structuur ontvangt. Tijdens de zitting op 25 februari 2025 was de moeder van de minderjarige aanwezig, terwijl de vader niet is verschenen, ondanks dat hij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en zijn mening meegenomen in de beoordeling. De kinderrechter oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, gezien de onveilige situatie bij de ouders. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/679412 / JE RK 25-178
Datum uitspraak: 25 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter
Machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 31 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 februari 2025. Daarbij waren aanwezig via telefonische verbinding:
- de moeder;
- [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] verblijft bij het [instelling] in [plaatsnaam] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 april 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 28 april 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 januari 2025 een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 28 februari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De afgelopen periode is het tot de kerst goed gegaan. [de minderjarige] nam deel aan behandelingen en kon – op een incident met drugs na – goed met zijn vrijheden omgaan. Met zijn verjaardag mocht [de minderjarige] op verlof naar huis. Tijdens het verlof is het misgegaan, omdat [de minderjarige] – toen hij ’s nachts niet kon slapen – van huis weg is gegaan en vervolgens slaapmedicatie van zijn moeder in heeft genomen. Omdat [de minderjarige] zich niet aan de afspraken heeft gehouden, moest hij terug naar Harreveld. Hij werd boos en emotioneel en wilde niet meegaan. Het risico op onveiligheid is te groot als [de minderjarige] weer bij zijn moeder zou gaan wonen en het wonen bij de vader is ook geen mogelijkheid. De vader en de moeder kunnen [de minderjarige] niet de benodigde begeleiding bieden. Ook kan [de minderjarige] niet terecht op een open plek bij Harreveld totdat hij aan zijn zelfstandigheidstraining kan beginnen. Er is wel een vervolgplek gevonden bij het [instelling] in [plaatsnaam] . Hier wordt [de minderjarige] een plek geboden in een rustige omgeving met duidelijke kaders. [de minderjarige] mag hier geen middelen gebruiken, hij moet dagbesteding volgen en hij moet zich houden aan groepsafspraken. Ter zitting is aangevuld dat [de minderjarige] al is geplaatst bij het [instelling] met instemming van hemzelf, zijn moeder en zijn vader. De plek zou anders naar iemand anders gaan. De komende periode zal worden gewerkt aan het verder normaliseren na een periode in de geslotenheid, het oppakken van school en het kijken naar passende verslavingshulp in de buurt van het [instelling] .

4.De standpunten

4.1.
De moeder staat achter het verzoek. Het is lastig voor haar als moeder dat haar kind niet bij haar woont, maar zij denkt dat dit voor nu goed is. [de minderjarige] is bij de moeder op bezoek geweest en zij bij hem. De moeder is ontzettend tevreden over de plek waar [de minderjarige] nu verblijft en de begeleiding die hij daar krijgt. [de minderjarige] is opgebloeid bij het [instelling] . De moeder vindt het van belang dat hij verder begeleid wordt, ook op het gebied van zijn verslavingsproblematiek. De moeder hoopt dat als het weer goed gaat met [de minderjarige] , hij in de buurt kan komen wonen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
[de minderjarige] krijgt bij het [instelling] , na een periode in de gesloten jeugdhulp, de benodigde rust, regels en begeleiding. Hij heeft het daar naar zijn zin, ervaart de begeleiding als prettig en hij zou daar voorlopig nog willen blijven. [de minderjarige] heeft inmiddels dagbesteding in de vorm van een baantje bij een groenteboer en zal zo snel mogelijk zijn schoolgang hervatten. Daarnaast is het van belang dat [de minderjarige] de juiste begeleiding blijft krijgen bij zijn verslavingsproblematiek, ook nu hij zelf vindt dat hij beter om kan gaan met moeilijke situaties. Het [instelling] is momenteel de beste plek voor [de minderjarige] om zich zo goed mogelijk richting zijn volwassenheid te kunnen ontwikkelen. Het verblijf op het [instelling] neemt ook de druk op de onderlinge relatie tussen [de minderjarige] en zijn ouders weg, waardoor zij nu blij zijn met het huidige contact.
5.3.
Daarom zal de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 25 februari 2025 tot 28 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2025 door mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.I. Klijn als griffier, en op schrift gesteld op 7 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.