ECLI:NL:RBDHA:2025:3797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
C/09/677360 / FA RK 24-8992 , C/09/677375 / FA RK 24-8998, C/09/677405 / FA RK 24-9018 en C/09/677337 / JE RK 24-2260
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van ouderlijk gezag

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van vijf kinderen, die onder toezicht staan van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft de verzoeken van de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder aangehouden en de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 5 augustus 2025. De kinderen verblijven momenteel in een gezinshuis en een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De moeder heeft verzocht om de behandeling van de verzoeken aan te houden, zodat zij de gelegenheid krijgt om een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft begrip voor deze wens, maar benadrukt dat de verzoeken binnen een redelijke termijn behandeld moeten worden, gezien de belangen van de kinderen. De rechtbank heeft ook de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd, omdat de huidige woonvoorzieningen als stabiel en passend worden beschouwd voor hun ontwikkeling. De ouders hebben zorgen geuit over de aanstaande verhuizing van het gezinshuis naar een andere provincie, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen reden is om de huidige maatregelen te heroverwegen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummers: C/09/677360 / FA RK 24-8992
C/09/677375 / FA RK 24-8998
C/09/677405 / FA RK 24-9018
C/09/677337 / JE RK 24-2260
Datum uitspraak: 21 februari 2025
Beschikking van de meervoudige kamer
I. Aanhouding verzoeken tot beëindiging van het ouderlijk gezag
II. Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de Raad voor de Kinderbeschermingte 'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
en
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
-
[kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [kind 1] ,
-
[kind 2], geboren op [geboortedag 2] 2012 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [kind 2] ,
-
[kind 3], geboren op [geboortedag 3] 2017 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [kind 3] ,
-
[kind 4], geboren op [geboortedag 4] 2018 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [kind 4] ,
-
[kind 5], geboren op [geboortedag 5] 2020 in [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [kind 5] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. L. Rijsdam te Leiden.
De rechtbank merkt ten aanzien van het verzoek van de gecertificeerde instelling tevens als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
De rechtbank merkt ten aanzien van de verzoeken over [kind 1] en [kind 2] tevens als belanghebbenden aan:
[gezinshuisouder 1]en
[gezinshuisouder 2],
hierna te noemen: de gezinshuisouders van [kind 1] en [kind 2] ,
beiden wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De rechtbank merkt ten aanzien van de verzoeken over [kind 4] en [kind 5] tevens als belanghebbenden aan:
[gezinshuisouder 3]en
[gezinshuisouder 4],
hierna te noemen: de gezinshuisouders van [kind 4] en [kind 5] ,
beiden wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 4 februari 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 5 maart 2025 en voor dezelfde duur de machtiging verlengd om de kinderen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening ( [kind 1] , [kind 2] , [kind 4] en [kind 5] ) respectievelijk in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder ( [kind 3] ). Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de zitting van 21 februari 2025 bij de meervoudige kamer van de rechtbank, voor gelijktijdige behandeling met de verzoeken van de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder.
1.2.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de drie verzoekschriften van de Raad met bijlagen, ontvangen op 16 december 2024;
  • het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling met bijlagen, ontvangen op 17 december 2024;
  • de drie brieven over de toetsing van de maatregelen door de Raad, verstuurd door de gecertificeerde instelling, ontvangen op 19 december 2024;
  • de beschikking van 4 februari 2025;
  • het aanhoudingsverzoek van de advocaat van de moeder, ontvangen op 18 februari 2025;
  • het bericht van de Raad van 20 februari 2025.
1.3.
Op 21 februari 2025 heeft op de zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank de mondelinge behandeling van de verzoeken plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader.
De gezinshuisouders van [kind 1] en [kind 2] en de gezinshuisouders van [kind 4] en [kind 5] zijn niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat zij wel juist zijn opgeroepen.
1.4.
De rechtbank heeft [kind 1] en [kind 2] naar hun mening gevraagd. [kind 1] en [kind 2] hebben gezamenlijk een gesprek gevoerd met de voorzitter van de meervoudige kamer. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter verteld wat zij van [kind 1] en [kind 2] mocht delen. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[kind 5] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.3.
[kind 1] , [kind 2] , [kind 4] en [kind 5] verblijven in een gezinshuis.
2.4.
[kind 3] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 januari 2024 de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 5 februari 2025 en voor dezelfde duur de machtiging verlengd om de kinderen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening ( [kind 1] , [kind 2] , [kind 4] en [kind 5] ) respectievelijk in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder ( [kind 3] ).

3.De verzoeken van de Raad en het aanhoudingsverzoek van de moeder

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de moeder over de kinderen te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogd over de kinderen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Bij brief van 18 februari 2025 heeft mr. Rijsdam namens de moeder verzocht om de behandeling van de verzoeken van de Raad aan te houden tot een nader te bepalen zitting. De moeder wenst een verweerschrift met producties in te dienen bij de rechtbank, zodat tot een zorgvuldige beoordeling gekomen kan worden. Gelet op de aard en het ingrijpende karakter van de verzoeken is het van belang dat de moeder daar gelegenheid toe wordt geboden.
3.3.
De Raad en de gecertificeerde instelling hebben naar voren gebracht het uitstelverzoek van de moeder te begrijpen. De Raad heeft daarbij wel naar voren gebracht dat het van belang is dat de verzoeken binnen drie maanden inhoudelijk worden behandeld, zodat er duidelijkheid komt voor de kinderen.

4.Het verzoek van de gecertificeerde instelling

4.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] , [kind 2] , [kind 4] en [kind 5] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van één jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing plaatsing van [kind 3] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van één jaar. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Het opvoedperspectief van de kinderen blijft ongewijzigd. De woonvoorzieningen waar de kinderen op dit moment verblijven zijn de plaatsen waar zij moeten opgroeien. De kinderen ontwikkelen zich daar goed. De afgelopen periode is voor [kind 1] en [kind 2] onrustig verlopen, omdat hun gezinshuisouders te kennen hebben gegeven te willen verhuizen naar [provincie]. De gecertificeerde instelling begrijpt dat dit een grote impact zal hebben op zowel [kind 1] en [kind 2] als de ouders. De gecertificeerde instelling heeft verschillende opties voor [kind 1] en [kind 2] afgewogen maar is uiteindelijk van mening dat zij het beste mee kunnen verhuizen naar [provincie]. Zij zijn gehecht aan de gezinshuisouders en ontwikkelen zich goed bij hen. Daar komt bij dat de kans groot zou zijn dat [kind 1] en [kind 2] van elkaar gescheiden zouden worden als er een andere woonvoorziening voor hen gezocht moet worden. De gezinshuisouders hebben aangegeven flexibel te zullen zijn ten aanzien van de contactmomenten met de ouders en de broertjes en het zusje van [kind 1] en [kind 2] . De gecertificeerde instelling benadrukt dat een thuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] geen optie is. Het NIFP heeft uitvoerig onderzocht wat de (on)mogelijkheden zijn van de ouders en de kinderen. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat een thuisplaatsing van de kinderen niet in hun belang is. Ook de rechtbank heeft zich al uitgelaten over het opvoedperspectief van de kinderen. De gecertificeerde instelling blijft dan ook bij het standpunt dat de kinderen niet thuis moeten opgroeien. In afwachting van een beslissing op de verzoeken van de Raad tot het beëindigen van het ouderlijk gezag van de moeder, verzoekt de gecertificeerde instelling beide kinderbeschermingsmaatregelen te verlengen voor de duur van een jaar.
5.
Het standpunt van de ouders ten aanzien van het verzoek van de gecertificeerde instelling
5.1.
Hoewel de advocaat formeel alleen namens de moeder optreedt, heeft zij het verweer en de standpunten “namens de ouders” naar voren gebracht. De ouders hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het de verlenging van de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] betreft. De ouders verzoeken evenwel om de machtiging uithuisplaatsing van [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] voor zo kort mogelijke duur te verlengen, waarbij wordt aangesloten bij de nader te bepalen zitting ten aanzien van de gezagsbeëindiging. De ouders zien dat [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] op hun plek zitten bij de woonvoorzieningen waar zij nu verblijven. De ouders hebben regelmatig contact met hen en dit verloopt goed. De ouders voeren enkel verweer tegen de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] . Daartoe hebben de ouders aangevoerd al langere tijd zorgen te hebben over de opvoedsituatie in het gezinshuis. De gezinshuismoeder is veel afwezig, zij gaat vaak met vriendinnen op vakantie of met een ander pleegkind, waardoor [kind 1] en [kind 2] vaak elders op verschillende plaatsen moeten verblijven. De grootste zorg van de ouders is de aanstaande verhuizing van het gezinshuis naar [provincie]. De kinderen zullen hierdoor uit hun vertrouwde omgeving vertrekken. De ouders hebben grote zorgen over wat de verhuizing zal betekenen voor het contact tussen de ouders en [kind 1] en [kind 2] maar ook voor het contact tussen de kinderen onderling. De ouders menen dat een verhuizing niet in het belang van [kind 1] en [kind 2] is. In dat licht bezien menen de ouders dat opnieuw moet worden onderzocht of [kind 1] en [kind 2] op termijn terug naar huis kunnen. De ouders hebben een hechte band met [kind 1] en [kind 2] , er is sprake van een stabiele omgang en de ouders zijn zelf een stuk stabieler geworden. De ouders verzoeken daarom de machtiging uithuisplaatsing voor een korte periode te verlengen. In die periode moet onderzocht worden of een thuisplaatsing – met de inzet van hulpverlening – tot de mogelijkheden behoort.

6.De beoordeling

De verzoeken tot beëindiging van het ouderlijk gezag (C/09/677360 / FA RK 24-8992, C/09/677375 / FA RK 24-8998 en C/09/677405 / FA RK 24-9018)
6.1.
De rechtbank zal zich allereerst uitlaten over het aanhoudingsverzoek van de moeder ten aanzien van de verzoeken van de Raad. De rechtbank vindt het – gelet op de aard van de verzoeken van de Raad – belangrijk dat de moeder alsnog de mogelijkheid krijgt om die met haar advocaat te bespreken en een gemotiveerd standpunt naar voren te brengen. De Raad en de gecertificeerde instelling hebben geen bezwaar tegen het uitstellen van de mondelinge behandeling. De rechtbank benadrukt daarbij – in navolging van de Raad – dat de mondelinge behandeling binnen afzienbare tijd plaatsvindt. Ter zitting is dan ook besproken dat de verzoeken van de Raad zullen worden behandeld op de zitting bij de meervoudige kamer van de rechtbank van
11 april 2025om
10.00 uur. De moeder heeft ter zitting te kennen gegeven een groot aantal producties in het geding te willen brengen. Aangezien de rechtbank en de betrokken partijen de gelegenheid moeten krijgen om het verweerschrift met producties aandachtig te kunnen lezen, bepaalt de rechtbank dat de (advocaat van de) moeder het verweerschrift met de producties
uiterlijk 28 maart 2025aan de rechtbank, de verzoeker en de belanghebbenden moet zenden.
Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing (C/09/677337 / JE RK 24-2260)
6.2.
Op basis van de stukken is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] . [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] noodzakelijk in het belang van hun verzorging en opvoeding. [2] De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
6.3.
De kinderen staan al geruime tijd onder toezicht vanwege de ernstige zorgen over de verzorging van de kinderen en de structuur en begrenzing in de opvoedsituatie. De kinderen verblijven al jaren bij hun perspectiefbiedende woonplekken. Zij vinden hier de rust en de stabiliteit die nodig is en komen toe aan hun ontwikkeling. De ouders hebben ter zitting bevestigd dat zij zien dat de jongste drie kinderen op hun plek zitten. De ouders maken zich evenwel zorgen over de aanstaande verhuizing van [kind 1] en [kind 2] naar [provincie] en wensen dat de komende periode opnieuw wordt bekeken of [kind 1] en [kind 2] op termijn weer thuis zouden kunnen komen wonen. De rechtbank heeft zich in haar beschikking van 3 februari 2023 echter al uitgelaten over het opvoedperspectief van de kinderen en geoordeeld dat de opvoedsituatie van de ouders niet dusdanig is verbeterd dat een thuisplaatsing van de kinderen in hun belang is. De kinderen hebben een bovengemiddelde opvoedbehoefte en hebben meervoudige persoonlijke problematiek en die situatie is onverminderd aanwezig. Zij zijn gebaat bij de stabiliteit, voorspelbaarheid en duidelijkheid die hen wordt geboden. Hoewel de rechtbank de zorgen van de ouders over de aanstaande verhuizing van [kind 1] en [kind 2] naar [provincie] goed begrijpt, is de verhuizing van het gezinshuis geen omstandigheid die maakt dat een thuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] opnieuw moet worden overwogen.
6.4.
Namens de ouders is verzocht om de maatregelen voor een korte duur te verlengen, in afwachting van de zitting en beslissing van de rechtbank over het beëindigen van het gezag van de moeder. Gelet op het feit dat de verzoeken tot beëindigen van het ouderlijk gezag van de moeder reeds op de zitting van 11 april 2025 worden behandeld, ziet de rechtbank aanleiding om dat verzoek van de ouders te honoreren. De rechtbank zal het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing – waarvan bij beschikking van 4 februari 2025 één maand is toegewezen – toewijzen voor de duur van vijf maanden en de behandeling van het verzoek voor het overige aanhouden. Dat betekent dat de kinderbeschermingsmaatregelen lopen tot 5 augustus 2025. Indien de gecertificeerde instelling het resterend deel van die verzoeken dan handhaaft, zal beoordeeld worden of een verdere verlenging van de maatregelen nodig is. De rechtbank verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk twee weken voor de vervolgzitting een schriftelijke update aan de rechtbank en de belanghebbenden te zenden waarin in ieder geval is opgenomen of het verzoek wordt gehandhaafd of niet.
6.5.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De rechtbank:
Ten aanzien van zaaknummers C/09/677360 / FA RK 24-8992, C/09/677375 / FA RK
24-8998 en C/09/677405 / FA RK 24-9018
7.1.
houdt de behandeling van de verzoeken aan tot de zitting bij de meervoudige kamer van de rechtbank op
11 april 2025om
10.00 uur;
7.2.
bepaalt dat de (advocaat van de) moeder het verweerschrift met producties
uiterlijk 28 maart 2025aan de rechtbank, de verzoeker en de belanghebbenden dient te zenden;
7.3.
gelast de griffier tegen voornoemde zitting op te roepen:
  • de Raad;
  • de gecertificeerde instelling;
  • de moeder;
  • de advocaat van de moeder: mr. L. Rijsdam;
  • de gezinshuisouders van [kind 1] en [kind 2] ;
  • de gezinshuisouders van [kind 4] en [kind 5] ;
  • de vader als informant.
Ten aanzien van zaaknummer C/09/677337 / JE RK 24-2260
7.4.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] tot 5 augustus 2025;
7.5.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] , [kind 2] , [kind 4] en [kind 5] in een gezinsgerichte voorziening tot 5 augustus 2025;
7.6.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 3] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 5 augustus 2025;
7.7.
verklaart de beslissingen onder 7.4, 7.5 en 7.6 uitvoerbaar bij voorraad;
7.8.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting
gelegen vóór 5 augustus 2025;
7.9.
verzoekt de gecertificeerde instelling om uiterlijk twee weken voor voornoemde zitting een schriftelijke update aan de rechtbank en de belanghebbenden te sturen, waarin in ieder geval staat vermeld of het verzoek wordt gehandhaafd of niet.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2025 door mr. M.H. Rochat, mr. A.M. van der Vliet en mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 10 maart 2025.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.