ECLI:NL:RBDHA:2025:3735

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
C/09/637460 / FA RK 22-7339
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van buitenlandse geboorteakten en adoptiebeslissing in het kader van hoogtechnologisch draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot erkenning van buitenlandse geboorteakten en adoptiebeslissingen in het kader van hoogtechnologisch draagmoederschap. De verzoekers, een man en een vrouw, hebben in Oekraïne gebruik gemaakt van draagmoederschap en hebben twee kinderen gekregen via twee draagmoeders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Oekraïense geboorteakten niet van rechtswege in Nederland kunnen worden erkend, omdat het draagmoederschapstraject niet zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit is met name te wijten aan het gebruik van een onbekende eiceldonatrice, wat in strijd is met de Nederlandse openbare orde en het recht van kinderen om hun afstamming te kennen. De rechtbank heeft echter wel de erkenning van de kinderen door de man, die in Duitsland heeft plaatsgevonden, erkend, omdat deze erkenningen voldoen aan de vereisten van het Nederlandse recht. De rechtbank heeft ook de adoptiebeslissing van de vrouw in Duitsland erkend, omdat deze is uitgesproken door een bevoegde instantie en voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de nodige vermeldingen aan de geboorteakten van de kinderen toe te voegen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-7339
Zaaknummer: C/09/637460
Datum beschikking: 6 februari 2025

Beschikking op het op 26 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] en [verzoekster] ,

hierna afzonderlijk: de man en de vrouw, dan wel gezamenlijk: de wensouders of verzoekers,
wonende te Duitsland,
advocaat: mr. N. van der Storm te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

zetelend te ’s-Gravenhage,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van verzoekers, ingekomen op 8 november 2022, met bijlagen;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) van 29 november 2022;
- de brief van verzoekers, ingekomen op 5 december 2022, met bijlagen;
- de brief van de ambtenaar van 13 januari 2023, met bijlagen;
- het aanvullende dan wel gewijzigde verzoekschrift, ingekomen op 26 januari 2023,
met bijlagen;
- de brief van de ambtenaar van 7 maart 2023;
- de brief van verzoekers, ingekomen op 9 mei 2023, met bijlagen;
- de brief van de ambtenaar van 9 juni 2023;
- de brief van verzoekers van 13 oktober 2023, met bijlagen;
- de brief van de ambtenaar van 19 oktober 2023.
Op 26 oktober 2023 is de zaak op de zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers, hun advocaat en mr. M. Mosk, een kantoorgenote van de advocaat van verzoekers. De ambtenaar heeft bij zijn brief van
19 oktober 2023 laten weten niet op de zitting te verschijnen.
Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat verzoekers is verzocht uiterlijk binnen vier weken na de zitting de volgende stukken in het geding te brengen:
1) het document dat ziet op kenmerken van de eiceldonatrice en dat het nummer van de eiceldonatrice vermeldt;
2) (indien beschikbaar) de overeenkomst met de eiceldonatrice;
3) een verklaring van doctor I.A. Feskova van Centre for Human Reproduction te Kharkov, Oekraïne, over de embryo plaatsing bij de draagmoeder van [minderjarige 2] , voorzien van een datum van ondertekening;
4) de volledige draagmoederschapsovereenkomst met de draagmoeder van [minderjarige 1] , voorzien van een datum en handtekeningen;
5) het onderliggende document bij het Engelse citaat dat is opgenomen in alinea 16 van het verzoekschrift;
6) Nederlandse vertalingen van de bij de Duitse notaris opgemaakte erkenningsaktes ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ; een uitleg over het verschil tussen deze twee aktes voor wat betreft de opgenomen “Sorgeerklärung” en een toelichting met onderbouwing van de Duitse advocaten van verzoekers dat deze wijze van registratie in Duitsland de gangbare praktijk is in draagmoederschapszaken;
7) de volledige brief van de Directie Juridische Zaken van 4 oktober 2022, referentie 0265/2022-NP.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
- de brief van verzoekers van 15 januari 2024, met bijlagen;
- de brief van de ambtenaar van 12 maart 2024;
- de brief van verzoekers van 15 april 2024;
- de brief van verzoekers van 17 juni 2024;
- de brief van verzoekers van 9 juli 2024;
- de brief van verzoekers van 19 september 2024, met daarin opgenomen het
definitieve petitum van verzoekers, met bijlagen.

Verzoek

Het verzoekschrift – zoals dat nu luidt – strekt ertoe dat de rechtbank:
Primair:
voor recht verklaart dat de overgelegde Oekraïense geboorteakten van [minderjarige 1]
(hierna ook: [minderjarige 1] ) en [minderjarige 2] (hierna ook: [minderjarige 2] ) rechtsgeldig zijn, omdat deze overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie zijn opgemaakt en naar hun aard vatbaar zijn voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage gelast de
Oekraïense geboorteakten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te nemen in de daartoe bestemde
registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, met vermelding
van de persoonsgegevens van beide draagmoeders in de akten;
Subsidiair:
de geboortegegevens van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vaststelt overeenkomstig het in de brief
van 19 september 2024 onder dit punt opgenomen voorstel in het petitum en de inschrijving daarvan gelast;
voor recht verklaart dat de erkenning van de ongeboren vrucht door de man op
1 juli 2022 rechtsgeldig heeft plaatsgevonden ten overstaan van de Duitse notaris,
als gevolg waarvan de man vanaf [geboortedatum 1] 2022 oftewel vanaf de dag van de
geboorte van [minderjarige 1] haar juridisch vader is;
voor recht verklaart dat de erkenning van de ongeboren vrucht door de man op
27 september 2022 rechtsgeldig heeft plaatsgevonden ten overstaan van de Duitse notaris, als gevolg waarvan de man vanaf [geboortedatum 2] 2022 oftewel vanaf de dag van de geboorte van [minderjarige 2] zijn juridisch vader is;
VI. vaststelt dat de verklaring van de draagmoeder van 30 april 2022 en tevens opgenomen in de notariële akte ten overstaan van de Duitse notaris van 19 juli 2022 luidt dat [minderjarige 1] vanaf haar geboorte de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” zal dragen;
vaststelt dat de verklaring van de draagmoeder van 21 mei 2022 en tevens
opgenomen in de notariële akte ten overstaan van de Duitse notaris van
27 september 2022 luidt dat [minderjarige 2] vanaf zijn geboorte de geslachtsnaam
“ [geslachtsnaam] ” zal dragen;
voor recht verklaart dat de op 23 mei 2024 door het Amtsgericht Zerbst, Duitsland,
afgegeven gerechtelijke beslissing inhoudende adoptie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de vrouw, waar de herstelbeschikking van 9 juli 2024 deel van uitmaakt, rechtsgeldig volgens de plaatselijke voorschriften en door een bevoegde instantie is afgegeven
en daarmee vatbaar is voor opneming in de Nederlandse registers van de
burgerlijke stand als gevolg waarvan de vrouw vanaf de dag dat de
adoptiebeslissing in kracht van gewijsde is gegaan, te weten 23 mei 2024, de
juridisch moeder is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ; en de inschrijving hiervan gelast;
voor recht verklaart dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] na de adoptie door de vrouw nog steeds de
achternaam “ [geslachtsnaam] ” zullen voeren;
Meer subsidiair:
de geboortegegevens van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vaststelt overeenkomstig het in de brief
van 19 september 2024 onder dit punt opgenomen voorstel in het petitum en de inschrijving daarvan gelast;
voor recht verklaart dat de op 23 mei 2024 door het Amtsgericht Zerbst, Duitsland,
afgegeven gerechtelijke beslissing inhoudende adoptie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de vrouw, waar de herstelbeschikking van 9 juli 2024 deel van uitmaakt, rechtsgeldig volgens de plaatselijke voorschriften en door een bevoegde instantie is afgegeven
en daarmee vatbaar is voor opneming in de Nederlandse registers van de
burgerlijke stand als gevolg waarvan de vrouw vanaf de dag dat de
adoptiebeslissing in kracht van gewijsde is gegaan, te weten 23 mei 2024, de
juridisch moeder is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ; en de inschrijving hiervan gelast;
voor recht verklaart dat het de man in Nederland alsnog vrijstaat om de kinderen te
erkennen conform artikel 1:203 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

- De wensouders zijn op [datum 1] 2021 in Oekraïne gehuwd. Op dat moment was de vrouw nog gehuwd met een andere man. Dit eerdere huwelijk van de vrouw is op [datum 2] 2022 ontbonden.
- Verzoekers hebben de Nederlandse nationaliteit.
- De wensouders konden hun kinderwens niet op eigen kracht realiseren. Zij hebben voor hoogtechnologisch draagmoederschap in Oekraïne gekozen.
- De wensouders hebben in dit traject voor twee draagmoeders gekozen.
- De eerste draagmoeder is genaamd [draagmoeder 1] (hierna ook: [draagmoeder 1] ). Zij is ongehuwd en heeft de Oekraïense nationaliteit.
- De tweede draagmoeder heet [draagmoeder 2] (hierna ook: [draagmoeder 2] ). Zij is eveneens ongehuwd en heeft de Oekraïense nationaliteit.
- Op 11 oktober 2021 hebben de wensouders met de draagmoeder [draagmoeder 1] een “pregnancy agreement” gesloten.
- De draagmoeder, [draagmoeder 1] , heeft op 13 april 2022 in Kharkiv, Oekraïne, een tweetal “declarations”, voorzien van apostille, ondertekend. Zij verklaart – kort weergegeven – in de eerste “declaration” dat zij niet is gehuwd en eerder ook niet gehuwd is geweest. In de tweede verklaring verklaart zij, “acting of my own free will”, dat zij recht heeft op fysieke, psychologische en juridische bijstand en dat het embryo genetisch is verbonden met de man. Zij geeft de man toestemming om de foetus te erkennen en is het ermee eens dat het kind de naam “ [geslachtsnaam] ” zal dragen.
- Op 27 december 2021 hebben de wensouders met de draagmoeder [draagmoeder 2] een “pregnancy agreement” gesloten.
-De draagmoeder [draagmoeder 2] heeft op 21 mei 2022 in Tsjernivtsi, Oekraïne, een tweetal “declarations”, voorzien van apostille, ondertekend. Zij verklaart – kort weergegeven – in de eerste “declaration” dat zij niet is gehuwd en eerder ook niet gehuwd is geweest. In de tweede verklaring verklaart zij, “acting of my own free will”, dat zij recht heeft op fysieke, psychologische en juridische bijstand en dat het embryo genetisch is verbonden met de man. Zij geeft de man toestemming om de foetus te erkennen en is het ermee eens dat het kind de naam “ [geslachtsnaam] ” zal dragen.
- Voor de ivf-behandeling is gebruik gemaakt van Centre for Human Reproduction (hierna ook: CHR) te Kharkov, Oekraïne.
- De draagmoeder [draagmoeder 1] is na een ivf-behandeling door voornoemde kliniek in verwachting geraakt. Er is een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij gebruik is gemaakt van een zaadcel van de man en een eicel van een onbekende eiceldonatrice, zoals blijkt uit de verklaring van de physician I.A. Feskova van CHR van 27 april 2022.
- Op 1 juli 2022 heeft de man bij een Duitse notaris naar Duits recht het kind waarvan de draagmoeder [draagmoeder 1] op dat moment zwanger was met toestemming van de draagmoeder erkend.
- Op 19 juli 2022 heeft de man bij een Duitse notaris naar Duits recht ten aanzien van het kind waarvan de draagmoeder [draagmoeder 1] op dat moment zwanger was een “Sorgeerklärung” afgelegd, kort gezegd inhoudende dat hij het gezamenlijke ouderlijk gezag over dit kind wil uitoefenen.
- Op [geboortedatum 1] 2022 is uit de draagmoeder, [draagmoeder 1] , geboren [minderjarige 1] te [geboorteplaats 1] , Oekraïne. Op de Oekraïense geboorteakte van [minderjarige 1] , opgemaakt op 5 augustus 2022 en voorzien van apostille, staan de wensouders als de ouders van [minderjarige 1] vermeld.
- Op 10 augustus 2022 heeft de draagmoeder [draagmoeder 1] bij een notaris in Oekraïne volgens de Duitse vertaling, voorzien van een apostille, een “Sorgerechtserklärung gemäß der Gesetzgebung der Bundesrepublik Deutschland” afgelegd. Zij heeft op deze datum bij de notaris in Oekraïne, volgens een Engelse vertaling, voorzien van apostille, een “Statement” afgelegd, waarin zij – kort weergegeven verklaart dat de man de biologische en juridische vader is van [minderjarige 1] , dat dit met toestemming van haar heeft plaatsgevonden en is vastgelegd bij een Duitse notaris en dat ouderlijk gezag van de man is vastgesteld. Zij verklaart hierin ook dat de daadwerkelijke
zorg voor de minderjarige door de man wordt uitgevoerd.
- De draagmoeder [draagmoeder 2] is ook na een ivf-behandeling door voornoemde kliniek in verwachting geraakt. Er is een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij gebruik is gemaakt van een zaadcel van de man en een eicel van een onbekende eiceldonatrice, zoals blijkt uit de verklaring van doctor I.A. Feskova van CHR van 22 november 2023.
- Op 27 september 2022 heeft de man bij een Duitse notaris naar Duits recht het kind waarvan de draagmoeder [draagmoeder 2] op dat moment zwanger was met toestemming van de draagmoeder erkend. In deze akte heeft de man naar Duits recht ten aanzien van het kind waarvan de draagmoeder [draagmoeder 2] op dat moment zwanger was een “Sorgeerklärung” afgelegd, kort gezegd inhoudende dat hij het gezamenlijke ouderlijk gezag over dit kind wil uitoefenen.
-
-Op [geboortedatum 2] 2022 is uit de draagmoeder, [draagmoeder 2] , geboren [minderjarige 2] te [geboorteplaats 1] , Oekraïne. Op de Oekraïense geboorteakte van [minderjarige 2] , opgemaakt op 3 november 2022 en voorzien van apostille, staan de wensouders als de ouders van [minderjarige 2] vermeld.
- Op 9 november 2022 heeft de draagmoeder [draagmoeder 2] bij een Oekraïense notaris een verklaring, voorzien van apostille, afgelegd waarin zij – kort weergegeven – verklaart niet de biologische moeder te zijn van [minderjarige 2] , dat zij geen ouderschapsrechten geldend zal maken en dat de wensouders overeenkomstig het Oekraïense recht als ouders van [minderjarige 2] staan geregistreerd.
- Uit DNA-onderzoek volgt dat het praktisch is bewezen dat de man de biologische vader is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
- De Raad heeft aangegeven niet bevoegd te zijn tot onderzoek, omdat het gaat om een (in ieder geval vooralsnog) niet-Nederlandse minderjarige die niet in Nederland verblijft. De Raad heeft hierbij opgemerkt dat geen verzoek tot adoptie of gezag voorligt bij de rechtbank ten aanzien waarvan de Raad onderzoek zou kunnen doen.
- De wensouders verzorgen de kinderen sinds hun geboorte.

Beoordeling

Rechtsmacht
Op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter in zaken die bij verzoekschrift moeten worden ingeleid rechtsmacht indien:
a. hetzij verzoeker of, indien er meer verzoekers zijn, een van hen, hetzij een van de
in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden in Nederland zijn woonplaats of
gewone verblijfplaats heeft,
het verzoek betrekking heeft op een bij dagvaarding ingeleid of in te leiden geding
ten aanzien waarvan de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, of
c. de zaak anderszins voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is.
Nu de situatie onder sub a en sub b niet aan de orde is, zal moeten worden beoordeeld of de zaak anderszins voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden.
Volgens vaste jurisprudentie is het enkele feit dat verzoekers de Nederlandse nationaliteit hebben onvoldoende om rechtsmacht van de Nederlandse rechter aan te nemen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat gelet op andere aanknopingspunten de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek. Het primaire verzoek is er immers op gericht dat buitenlandse geboorteakten waarbij familierechtelijke banden zijn vastgesteld in Nederland worden erkend, zodat deze kunnen worden opgenomen in het register van geboorten van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. Daarbij komt dat indien de in het buitenland vastgestelde familierechtelijke banden voor erkenning in aanmerking komen de kinderen de Nederlandse nationaliteit aan verzoekers kunnen ontlenen. Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat deze zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden. De rechtbank is dan ook bevoegd van de verzoeken kennis te nemen.
De positie van de draagmoeder
De draagmoeders kunnen in beginsel als belanghebbenden als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt. [draagmoeder 1] is in eerste instantie door de rechtbank opgeroepen. Uit de hierboven vastgestelde feiten, waaronder de ondertekende verklaringen van de draagmoeders blijkt dat de draagmoeders verzoekers hebben erkend als de ouders van de kinderen en dat zij geen ouderschapsrechten geldend zullen maken. De rechtbank zal de draagmoeders dan ook niet als belanghebbenden aanmerken en verdere oproeping achterwege laten. Om deze reden zal de rechtbank ook geen afschrift van de uitspraak aan de draagmoeders toesturen.
Primaire verzoeken onder I. en II.: verklaringen voor recht ten aanzien van de buitenlandse geboorteakten en het gelasten van de ambtenaar tot opname hiervan in het register
Toepasselijk recht
Nu wordt verzocht om voor recht te verklaren dat de buitenlandse geboorteakten voor erkenning in aanmerking komen en naar hun aard vatbaar zijn voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage en de ambtenaar te gelasten de buitenlandse geboorteakten in te schrijven in het Nederlandse register van geboorten, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:26 lid 1 BW kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
Het belang van verzoekers is erin gelegen dat zij in Nederland als wettige ouders van de kinderen zullen worden erkend en geregistreerd. Tevens betekent een vaststelling van het juridisch ouderschap van verzoekers dat de kinderen het Nederlanderschap aan hen kunnen ontlenen. Dit is een gerechtvaardigd belang zodat aan verzoekers een beroep op artikel 1:26 BW toekomt.
Erkenning buitenlandse geboorteakten
De rechtbank moet beoordelen of de uit de Oekraïense geboorteakten voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege kunnen worden erkend.
De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, en 2 BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
Hieruit volgt dat een buitenlands tot stand gekomen rechtsfeit of rechtshandeling, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte van rechtswege worden erkend, tenzij
- aan de rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
- de erkenning van de rechtshandeling onverenigbaar is met de openbare orde.
Uitgangspunt is dat de buitenlandse akten dienen te worden erkend. Het feit dat naar het recht van Oekraïne de wensouders als juridische ouders op de geboorteakte worden geregistreerd, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde. De rechtbank moet beoordelen of er omstandigheden zijn die ertoe leiden dat erkenning achterwege moet worden gelaten.
Zorgvuldig draagmoederschapstraject?
De rechtbank acht het in het kader van de openbare ordetoets van belang om na te gaan of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Hieruit kan volgen dat in het buitenland al vastgestelde familierechtelijke rechtsbetrekkingen in Nederland van rechtswege kunnen worden erkend dan wel dat erkenning hiervan vanwege het niet naleven van de zorgvuldigheidseisen in strijd is met de openbare orde. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie.
De rechtbank stelt vast dat voor de kinderen Oekraïense geboorteakten zijn opgemaakt, waarin de wensouders als ouders zijn opgenomen. De rechtbank zal dan ook met name kijken of de belangen van de kinderen en de draagmoeders voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind. Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
Op grond van de overgelegde stukken komt de rechtbank tot het oordeel dat de draagmoederschapstrajecten die verzoekers in Oekraïne hebben doorlopen niet zorgvuldig hebben plaatsgevonden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Vaststaat dat de wensouders in hun trajecten van draagmoederschap gebruik hebben gemaakt van een onbekende eiceldonatrice. De kinderen zijn hierdoor niet in staat om volledig te achterhalen van wie zij genetisch afstammen. Dit is in strijd met het fundamentele (mensen)recht van het kind om zijn of haar afstamming te kunnen herleiden. Het staat haaks op de hiervoor vermelde aanbevelingen van de Staatscommissie en de door het kabinet geformuleerde waarborgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het gebruiken van een onbekende eiceldonatrice in het traject van draagmoederschap strijdigheid oplevert met een beginsel en waarde die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel wordt beschouwd. De rechtbank stelt dan ook vast dat in het kader van het draagmoederschapstraject de zorgvuldigheidseisen onvoldoende in acht zijn genomen. Om deze enkele reden kunnen de Oekraïense geboorteakten niet van rechtswege in Nederland worden erkend, omdat zij onverenigbaar zijn met de Nederlandse openbare orde.
De rechtbank stelt daarnaast overigens nog vast dat voormelde Staatscommissie heeft geadviseerd dat de erkenning van buitenlands draagmoederschap afhankelijk moet zijn van het antwoord op de vraag of aan dezelfde uitgangspunten is voldaan als die gelden voor de Nederlandse regeling. Kernpunt daarbij is dat er sprake moet zijn geweest van een rechterlijke toets op de zorgvuldigheid van het proces. De rechter moet hebben vastgesteld dat de draagmoeder vrijwillig heeft ingestemd met het draagmoederschap. De Staatscommissie is van mening dat een dergelijke toets in dit soort gevallen een essentiële voorwaarde is.
Nu een rechterlijke toets op het draagmoederschapstraject ontbreekt, terwijl de rechtbank die wel noodzakelijk acht, kan de rechtbank ook niet tot het oordeel komen dat aan de in Oekraïne tot stand gekomen rechtsfeiten dan wel rechtshandelingen, waarbij in het kader van draagmoederschapstrajecten familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld en zijn neergelegd in de Oekraïense geboorteakten, behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. Ook om deze reden kunnen de Oekraïense geboorteakten niet van rechtswege in Nederland worden erkend.
De rechtbank zal de primaire verzoeken onder I. en II. dan ook afwijzen.
De rechtbank ziet aanleiding om eerst de subsidiaire verzoeken onder IV. en V. te beoordelen.
Verzoeken onder IV. en V.:
Verzoekers verzoeken voor recht te verklaren dat de erkenningen van de ongeboren vruchten door de man rechtsgeldig hebben plaatsgevonden als gevolg waarvan de man de juridische vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is.
Toepasselijk recht
Nu wordt verzocht om voor recht te verklaren dat de buitenlandse opgemaakte erkenningsaktes voor erkenning in Nederland in aanmerking komen, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Erkenning van de Duitse erkenningsakten
Het hiervoor vermelde artikel 10:101 BW is ook van toepassing om te beoordelen of de Duitse erkenningsakten in Nederland van rechtswege kunnen worden erkend. Volgens artikel 10:101 lid 2 BW doet de weigeringsgrond bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c (erkenning is kennelijk onverenigbaar met de openbare orde) BW zich met betrekking tot de erkenning in elk geval voor:
- indien deze is verricht door een Nederlander die naar Nederlands recht niet bevoegd zou zijn het kind te erkennen;
- indien, wat de toestemming van de moeder of het kind betreft, niet is voldaan aan de vereisten van het recht dat ingevolge artikel 10:95 lid 3 BW toepasselijk is, of;
- indien de akte kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.
Verzoekers hebben de bij de Duitse notaris opgemaakte erkenningsaktes, voorzien van beëdigde Nederlandse vertalingen, overgelegd, waaruit volgt dat de man op 1 juli 2022 het kind, waarvan de draagmoeder [draagmoeder 1] op dat moment zwanger was, met toestemming van de draagmoeder [draagmoeder 1] heeft erkend en dat de man op 27 september 2022 het kind, waarvan de draagmoeder [draagmoeder 2] op dat moment zwanger was, met toestemming van de draagmoeder [draagmoeder 2] heeft erkend.
Niet gesteld of gebleken is dat deze akten niet zouden zijn opgemaakt door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften als bedoeld in artikel 10:101 lid 1 BW. De ambtenaar heeft in zijn brief van 13 januari 2023 ook bevestigd dat erkenning van het vaderschap van een ongeboren vrucht bij een notaris in de Bondsrepubliek Duitsland mogelijk is.
De ambtenaar heeft in voornoemde brief aangegeven dat het hem voorkomt dat de Duitse erkenningsakten niet in Nederland van rechtswege erkend kunnen worden. Dit omdat draagmoederschap in Duitsland verboden is, evenals eiceldonatie. De ambtenaar merkt hierbij op dat verzoeker blijkens de erkenningsakte heeft verklaard ongehuwd te zijn, terwijl sprake was van een (niet rechtsgeldig) huwelijk. De erkenning is daarnaast gedaan met het oog op de erkenning in Nederland en/of Duitsland van een door middel van draagmoederschap tot stand gekomen geboorte waar de nodige haken en ogen aan zitten. De ambtenaar geeft aan dat niet bekend is of de notaris die de akte heeft opgemaakt op de hoogte is geweest van deze feiten en omstandigheden en, in het geval deze vragen ontkennend beantwoord zouden worden, of hij deze akte dan wel zou hebben opgemaakt.
Verzoekers hebben ter onderbouwing van hun stelling dat sprake is van een rechtsgeldige Duitse erkenning door de man onder meer een uitleg overgelegd van hun Duitse advocaat over de gangbare praktijk in Duitsland in draagmoederschapszaken.
De rechtbank stelt vast dat uit informatie op VindBurgerzaken en uit Bergmann en Ferit, Internationales Ehe- und Kindschaftsrecht mit Staatsangehörigkeitsrecht blijkt dat naar Duits recht erkenning van het vaderschap kan worden gedaan als een kind nog geen juridische vader heeft. Dit is het geval als het kind niet in een huwelijk is geboren en het vaderschap nog niet door een andere man is erkend. Voor erkenning is de toestemming van de moeder vereist. Een gehuwde man kan ook een kind erkennen bij een andere vrouw, niet zijnde zijn echtgenote, als hij beweert de vader te zijn van het kind. Het erkennen van een ongeboren vrucht is mogelijk. Uit de onderliggende informatie van de Duitse advocaat van verzoekers blijkt dat deze wijze van het tot stand komen van juridisch ouderschap in de praktijk ook in het kader van draagmoedertrajecten wordt geaccepteerd. Toestemming moet dan worden gegeven door de ongehuwde draagmoeder. Een en ander kan bij de Duitse notaris worden vastgelegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat is voldaan aan een van de weigeringsgronden in artikel 10:100 lid 1 sub b of sub c juncto artikel 10:101 lid 2 BW. Dat betekent dat de erkenning van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de man van rechtswege wordt erkend in Nederland. De rechtbank zal de verzochte verklaringen voor recht dan ook toewijzen.
De rechtbank gaat er vanuit dat de ambtenaar een latere vermelding van deze erkenningen door de wensvader aan de – zoals hierna zal blijken nog op te maken – geboorteakten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal toevoegen op basis van de door de Duitse notaris op 1 juli 2022 respectievelijk 27 september 2022 opgemaakte akten van erkenningen van ongeboren vrucht. Dit zoals ook door de ambtenaar is aangegeven in zijn brief van 13 januari 2023.
Verzoek onder III.: vaststellen geboortegegevens
Toepasselijk recht
Nu het gaat om het vaststellen van de noodzakelijke gegevens voor het opmaken van de geboorteakten van de kinderen en opname daarvan in de Nederlandse registers, acht de rechtbank Nederlands recht van toepassing op het verzoek.
Juridisch kader
Op grond van het eerste lid van artikel 1:25c BW kan, indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd, op verzoek van het openbaar ministerie, van een belanghebbende of van de ambtenaar de rechtbank Den Haag de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vaststellen, indien:
a. die persoon Nederlander is of te eniger tijd Nederlander dan wel Nederlands onderdaan niet-Nederlander is geweest;
b. die persoon rechtmatig verblijft op grond van artikel 8, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000;
c. op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd.
Op grond van artikel 1:25c, lid 2, BW houdt de rechtbank rekening met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder en het tijdstip waarop de geboorte moet hebben plaatsgehad. De geslachtsnaam, de voornamen, alsmede de plaats en de dag van de geboorte van de vader en van de moeder worden vastgesteld, voor zover daarvoor aanwijzingen zijn verkregen.
Zoals hiervoor is gebleken zijn de kinderen rechtsgeldig erkend door de man. Zij ontlenen dan ook de Nederlandse nationaliteit aan de man, zodat verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens van de kinderen.
De ambtenaar heeft in zijn brieven van 13 januari 2023, 7 maart 2023 en 12 maart 2024 een voorstel gedaan voor wat betreft de vast te stellen geboortegegevens. Verzoekers hebben bij brief van 19 september 2024 de vaststelling van de geboortegegevens verzocht overeenkomstig het voorstel van de ambtenaar. Gelet hierop – en nu hiervoor voldoende aanwijzingen zijn verkregen – zal de rechtbank het verzoek van verzoekers toewijzen. De rechtbank overweegt overigens dat zij met de ambtenaar geen aanleiding ziet om de bij geboorte verkregen geslachtsnaam niet te erkennen. De voor beide kinderen vast te stellen geslachtsnaam luidt derhalve: “ [geslachtsnaam] ”.
Uit artikel 1:25f BW volgt dat de ambtenaar van de beschikking ten aanzien van de vaststelling van de geboortegegevens van de kinderen een akte van inschrijving opmaakt die geldt als een akte van geboorte in de zin van artikel 1:19 BW.
Verzoeken onder VI. en VII.: vaststelling geslachtsnaam
Verzoekers verzoeken – kort gezegd – vast te stellen dat de kinderen vanaf hun geboorte de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” zullen dragen.
Uit het voorgaande blijkt dat de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” wordt vastgesteld voor het opmaken van de geboorteakte van de kinderen. Hieruit volgt dus dat de kinderen vanaf hun geboorte de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” dragen. Verzoekers hebben dan ook geen belang bij deze verzoeken, zodat de rechtbank deze zal afwijzen.
Verzoek onder VIII.: verklaring voor recht
Verzoekers verzoeken – kort gezegd – een verklaring voor recht af te geven dat de in Duitsland afgegeven gerechtelijke beslissing inhoudende de adoptie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de vrouw rechtsgeldig volgens plaatselijke voorschriften en door een bevoegde instantie is afgegeven en daarmee vatbaar is voor opneming in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand. Verzoekers verzoeken ook de inschrijving hiervan te gelasten.
Toepasselijk recht
Nu wordt verzocht voor recht te verklaren dat de buitenlandse adoptiebeslissing voor erkenning in Nederland in aanmerking komt en de ambtenaar te gelasten deze in te schrijven in het Nederlandse register, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Juridisch kader
De rechtbank stelt vast dat de Duitse beslissing geen adoptie is in de zin van het Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie 1993 (Haags Adoptieverdrag). Dit omdat in Duitsland geen sprake was van een interlandelijke adoptie, maar van een adoptie naar het interne recht van Duitsland. Uit deze beslissing blijkt dat de adoptie is gebaseerd op artikelen van het Duitse Burgerlijke Wetboek.
Het verzoek om tot erkenning van deze Duitse adoptie over te gaan moet dan ook worden beoordeeld aan de hand van de vereisten van artikel 10:108 BW. Dit artikel bepaalt in lid 1 dat een in het buitenland gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen, in Nederland van rechtswege wordt erkend indien zij is uitgesproken door:
a. een ter plaatse bevoegde autoriteit van de staat waar de adoptiefouders en het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden; of
b. een ter plaatse bevoegde autoriteit van de staat waar hetzij de adoptiefouders, hetzij het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden.
Het tweede lid bepaalt dat aan een beslissing houdende adoptie erkenning wordt onthouden indien:
a. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
b. in het geval, bedoeld in lid 1, onder b, de beslissing niet is erkend in de staat waar het kind, onderscheidenlijk de staat waar de adoptiefouders zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden; of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
Het derde lid van voornoemd artikel luidt als volgt:
Op de in lid 2, onder c, genoemde grond wordt aan een beslissing houdende adoptie in elk geval erkenning onthouden indien de beslissing kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.
Uit de stukken blijkt dat verzoekers zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats in Duitsland hadden. De adoptiebeslissing is uitgesproken door de bevoegde Duitse gerechtelijke instantie. Nu niet is gebleken dat één van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 10:108 lid 2 of lid 3 BW zich voordoet, stelt de rechtbank vast dat aan de voorwaarden voor erkenning als bedoeld in voornoemd artikel is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat de Duitse adoptiebeslissing in Nederland van rechtswege kan worden erkend. De rechtbank zal dan ook de verzochte verklaring voor recht toewijzen.
Inschrijving door de ambtenaar
Artikel 1:20b BW bepaalt – voor zover hier van belang – dat op verzoek van een belanghebbende dan wel ambtshalve van akten en uitspraken, die buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie zijn opgemaakt of gedaan en een overeenkomstige uitwerking hebben als de akten en rechterlijke uitspraken, bedoeld in artikel 1:20 BW, door de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding wordt toegevoegd aan de desbetreffende in de registers van de burgerlijke stand hier te lande voorkomende geboorteakte, tenzij de Nederlandse openbare orde zich hiertegen verzet.
Nu de Duitse adoptiebeslissing van rechtswege in Nederland kan worden erkend, moet dan ook een latere vermelding op de (nog op te maken) geboorteakten van de kinderen worden gemaakt. De rechtbank zal in die zin de ambtenaar gelasten een latere vermelding te plaatsen op de nog op te maken geboorteakte van de kinderen.
Verzoek onder IX.: verklaring voor recht ten aanzien van geslachtsnaam na adoptie
Verzoekers verzoeken voor recht te verklaren dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] na de adoptie door de vrouw nog steeds de achternaam “ [geslachtsnaam] ” zullen voeren.
De rechtbank stelt vast dat verzoekers niet hebben onderbouwd wat hun belang is bij dit verzoek. Vaststaat dat de kinderen vanaf hun geboorte de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” hebben. De Duitse adoptiebeslissing heeft hierin geen verandering gebracht. Dit verzoek van verzoekers wordt dan ook bij gebrek aan belang afgewezen.
Meer subsidiaire verzoeken onder X. XI. en XII.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet meer toe aan de meer subsidiaire verzoeken van verzoekers opgenomen onder X., XI. en XII.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat de op 1 juli 2022 bij de Duitse notaris opgemaakte “Urkunde” waarin is opgenomen de erkenning van de ongeboren vrucht door [verzoeker] , geboren op [geboortedatum 3] 1979 te [geboorteplaats 2] , de man, van elk kind waarvan [draagmoeder 1] , de draagmoeder, zwanger is van rechtswege in Nederland wordt erkend, waaruit volgt dat de man de juridisch ouder is van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2022 te [geboorteplaats 1] , Oekraïne;
*
verklaart voor recht dat de op 27 september 2022 bij de Duitse notaris opgemaakte “Urkunde” waarin is opgenomen de erkenning van de ongeboren vrucht door [verzoeker] , geboren op [geboortedatum 3] 1979 te [geboorteplaats 2] , de man, van elk kind waarvan [draagmoeder 2] , de draagmoeder, zwanger is van rechtswege in Nederland wordt erkend, waaruit volgt dat de man de juridisch ouder is van [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2022 te [geboorteplaats 1] , Oekraïne;
stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens van [minderjarige 1] vast:
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam]
Voornamen : [voornamen 1]
Geboortedatum : [geboortedatum 1] 2022
Geboorteplaats : [geboorteplaats 1] , Oekraïne
Geslacht :vrouwelijk
Geslachtsnaam vader : [geslachtsnaam]
Voornamen vader : [voornamen 2]
Geboortedatum vader : [geboortedatum 3] 1979
Geboorteplaats vader : [geboorteplaats 2]
Geslachtsnaam moeder : [draagmoeder 1]
Voornamen moeder : [voornamen 3]
Geboortedatum moeder : [geboortedatum 4] 1993
Geboorteplaats moeder : [geboorteplaats 3] , Oekraïne
*
stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens van [minderjarige 2] vast:
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam]
Voornamen : [voornamen 4]
Geboortedatum : [geboortedatum 2] 2022
Geboorteplaats : [geboorteplaats 1] , Oekraïne
Geslacht :mannelijk
Geslachtsnaam vader : [geslachtsnaam]
Voornamen vader : [voornamen 2]
Geboortedatum vader : [geboortedatum 3] 1979
Geboorteplaats vader : [geboorteplaats 2]
Geslachtsnaam moeder : [draagmoeder 2]
Voornamen moeder : [voornamen 5]
Geboortedatum moeder : [geboortedatum 5] 1991
Geboorteplaats moeder : [geboorteplaats 4] , Oekraïne
*
verklaart voor recht dat de beslissing van “Amtsgericht Zerbst”, Duitsland, van 23 mei 2024, en gecorrigeerd bij beslissing van “Amtsgericht Zerbst”, Duitsland, van 9 juli 2024, van rechtswege in Nederland wordt erkend, waarbij de adoptie tot stand is gekomen tussen de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en [verzoekster] , geboren op [geboortedatum 6] 1968 te [geboorteplaats 5] ;
*
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage een latere vermelding van de Duitse adoptiebeslissing aan de (nog op te maken) geboorteakten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] toe te voegen;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.S.F. de Nijs, H.M. Boone en K.M. Crooij-Heins, rechters, bijgestaan door mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2025.