Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
hij, op of omstreeks 13 november 2024 te Rijswijk, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,8 gram (netto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij, op of omstreeks 13 november 2024, te Naaldwijk, gemeente Westland, althans in Nederland, (van) een geldbedrag van €3450, althans een of meer voorwerpen,
3.De bewijsbeslissing
bijlage). De verdachte heeft dit ten laste gelegde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
bijlagede wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
hij op 13 november 2024 te Rijswijk opzettelijk aanwezig heeft gehad 5,8 gram (netto) cocaïne
,een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op 13 november 2024 te Naaldwijk, gemeente Westland, een geldbedrag van € 3.450,- voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
7.De inbeslaggenomen voorwerpen
8.De toepasselijke wetsartikelen
9.De beslissing
1 (EEN) JAAR, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) JARENvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;