In deze zaak heeft verzoeker op 20 december 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 28 september 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 31 januari 2025 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de minister niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoeker beslist en heeft hij de aanvraag ingewilligd, waardoor de minister geheel aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen is.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 10 maart 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.