ECLI:NL:RBDHA:2025:3656

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
NL24.31176
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Afghaanse jongvolwassene zonder aangetoonde familierechtelijke relatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Afghaanse jongvolwassene tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op 31 maart 2023, en de rechtbank behandelt het beroep op 14 januari 2025. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie tussen eiser en zijn biologische ouders niet aannemelijk is gemaakt. Eiser heeft in Afghanistan als pleegkind in het gezin van de referente verbleven, maar er zijn geen officiële documenten overgelegd die deze pleegsituatie bevestigen. De rechtbank oordeelt dat er geen beschermenswaardig gezinsleven bestaat tussen eiser en de referente, en dat de jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is, aangezien eiser zelfstandig kan voorzien in zijn levensonderhoud. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister geen mvv aan eiser hoeft te verstrekken en dat eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31176
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], van Afghaanse nationaliteit, V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: N. Schoonbrood).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 31 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 31 januari 2023 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft beroep op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [Referente] , referente, de gemachtigde van eiser, A.S. Abdi als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat de minister de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
5. Eiser heeft een aanvraag om een mvv ingediend. Hij heeft in Afghanistan als pleegkind in het gezin van referente verbleven. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat de familierechtelijke relatie tussen eiser en zijn biologische ouders niet aannemelijk is gemaakt. De taskera van eiser bevat alleen de naam van de vader en vertoont geen
echtheidskenmerken. Verder heeft eiser volgens de minister niet aannemelijk gemaakt dat zijn biologische ouders niet in staat waren om voor hem te zorgen. Hij heeft verklaard dat hij voor zichzelf kon zorgen en in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien als er werk is. Op grond hiervan heeft de minister aangenomen dat er geen financiële afhankelijkheid is en dat, als sprake zou zijn geweest van een feitelijke gezinsband, deze is verbroken omdat eiser zelfstandig heeft gewoond en in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien.
Subsidiair, als wel van een pleegsituatie moet worden uitgegaan, stelt de minister nog dat er op de peildatum 23 augustus 2021, de datum van aankomst van referente in Nederland, geen feitelijke gezinsband was. Eiser is meerderjarig, valt niet onder het jongvolwassenenbeleid en er is geen sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid van referente. Verder is er volgens de minister geen sprake van familieleven tussen eiser en referente, en wel tussen eiser en de minderjarige kinderen van referente, maar de belangenafweging valt in het nadeel van eiser uit, ondanks de objectieve belemmering om het familieleven in Afghanistan uit te oefenen.
DNA-onderzoek
6. Eiser heeft allereerst in beroep aangevoerd dat de minister een DNA-onderzoek had moeten aanbieden om de familierechtelijke relatie tussen hem en zijn biologische ouders aan te tonen.
7. Nog afgezien van de vraag of in deze situatie kan worden aangenomen dat er sprake is van een pleegoudersituatie, heeft de minister in het bestreden besluit niet tegengeworpen dat de genoemde personen niet als biologische ouders van eiser kunnen worden aangemerkt. Een DNA-onderzoek zou naar het oordeel van de rechtbank dus niets toevoegen. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Is sprake van een pleegsituatie?

8. Eiser heeft verder aangevoerd dat de situatie waarin hij in Afghanistan verbleef een pleegsituatie betrof: in het gezin van referente verbleven behalve de biologische kinderen van referente nog twee niet-biologische kinderen, voor wie werd gezorgd: eiser en [naam] . Na het vertrek van referente en haar gezin naar Nederland is voor eiser en [naam] een mvv aangevraagd. De aanvraag van [naam] is ingewilligd, die van eiser geweigerd. Eiser heeft aangevoerd dat er sprake is van beschermenswaardig gezins- of familieleven tussen hem en referente.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser geen (officiële) documenten heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de biologische ouders afstand van hem hebben gedaan, of waarbij referente als pleegouder is aangemerkt. Van een officiële pleegouderrelatie tussen eiser en referente is dus niet gebleken.
10. Vervolgens is de vraag of eiser door de feitelijke situatie moet worden aangemerkt als pleegkind van referente. De minister heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat dit niet zo is. Nu er geen voogdijverklaring is en er officieel niets is geregeld, terwijl de biologische ouders naast het kind wonen, mocht de minister in beginsel uitgaan van hun gezag, ook als het kind in een ander gezin wordt verzorgd. Gezien de verklaringen van eiser en referente hoefde de minister in deze situatie waarin sprake is van een onderling geregelde situatie en er voordeel was voor beide kanten, geen pleegsituatie te zien. Dat de
biologische ouders in de praktijk geen gebruik hebben gemaakt van hun gezag en de opvoeding aan referente hebben overgelaten is volgens de minister niet voldoende om van pleegouderschap te kunnen spreken. De rechtbank kan de minister daarin volgen. Tot slot kon de minister overwegen dat de periode in [plaats] het voorgaande niet anders maakt omdat niet enkel vanwege de verhuizing pleegouderschap kan zijn ontstaan. De beroepsgronden falen in zoverre.
Jongvolwassenenbeleid
11. Voor zover er sprake zou zijn van een pleegsituatie, ligt de vraag voor of er sprake is van een zodanig feitelijke situatie dat er sprake is van beschermenswaardig gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) tussen eiser en referente. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende.
12. Het beleid dat geldt voor jongvolwassenen staat in paragraaf B7/3.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Volgens dit beleid, voor zover hier van belang, neemt de minister familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen alleen aan als het meerderjarige kind jongvolwassen is, met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd. In andere gevallen wordt familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen alleen aangenomen als sprake is bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen het meerderjarige kind en zijn of haar ouder(s).
13. In haar uitspraak van 13 april 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1417) heeft de Afdeling de beoordeling van het jongvolwassenenbeleid verder uitgelegd. Ten aanzien van het element 'zich zelfstandig en moeiteloos kunnen handhaven' heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister mag aannemen dat de gezinsband verbroken is als het meerderjarige kind zelfstandig is gaan wonen en er ten tijde van de mvv-aanvraag in is geslaagd zijn leven zelfstandig vorm te geven. Hieraan is niet voldaan als een meerderjarig kind slechts noodgedwongen de noodzakelijke stappen heeft ondernomen om zichzelf staande te kunnen houden. Het is niet zo dat de minister de contra-indicatie 'zelfstandig wonen' alleen mag tegenwerpen als de vreemdeling zich zelfstandig en moeiteloos heeft kunnen handhaven.
14. Referente heeft verklaard dat eiser rond 2019/2020 uit haar gezin is vertrokken naar Azerbeidzjan, waar hij ruim een jaar heeft gewoond en gewerkt. Omdat eiser in Azerbeidzjan last van heimwee kreeg, is hij teruggekeerd naar Afghanistan, waar hij weer bij het gezin van referente in Afghanistan is gaan wonen. Volgens eiser blijkt hieruit dat zijn poging om zich los te maken van het gezin van referente, niet is gelukt en dat sprake is van een situatie van meer dan normale afhankelijkheid van eiser van referente, waardoor toch sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven. Referente wijst erop dat eiser gedurende zijn verblijf in Azerbeidzjan door haar financieel is ondersteund.
15. De rechtbank overweegt dat eiser zich door zijn studie en het vertrek naar Azerbeidzjan en zijn werkzaamheden aldaar, waardoor hij (mede) in zijn eigen onderhoud heeft voorzien, heeft losgemaakt van het gezin van referente. De vreemdeling heeft tijdens zijn gehoor verklaard dat hij kan werken als er werk is en dat hij op zich in zijn eigen
levensonderhoud kan voorzien. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit niet het geval is. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor toepassing van het jongvolwassenenbeleid. Dat hij heimwee heeft gekregen en wellicht mede daardoor heeft besloten om terug te keren naar het gezin van referente in Afghanistan is onvoldoende om aan te nemen dat het gezinsverband niet is verbroken, of dat sprake is van zodanige bijkomende elementen van afhankelijkheid dat hij op grond hiervan in het bezit zou moeten worden gesteld van de gevraagde mvv. De rechtbank overweegt verder dat de minister in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen andere bijkomende elementen van afhankelijkheid heeft hoeven te zien. De conclusie is daarom dat eiser geen geslaagd beroep kan doen op het jongvolwassenenbeleid. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Familie- en gezinsleven tussen eiser en de kinderen van referente
16. Eiser heeft verder aangevoerd dat het bestreden besluit inbreuk maakt op het familie- en gezinsleven dat de kinderen van referente met hem uitoefenen.
17. Voor de beantwoording van de vraag of in dit geval sprake is van beschermenswaardig familieleven, is het enkele bestaan van familie- en gezinsleven van minderjarige kinderen met eiser in dit concrete geval niet van doorslaggevend belang. De rechtbank overweegt dat het belang dat de kinderen van referente stellen te hebben bij het in Nederland uitoefenen van familie- en gezinsleven met eiser onvoldoende is geconcretiseerd. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat bij de beantwoording van deze vraag rekening moet worden gehouden met de belangen van het gehele gezin. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister geen mvv aan eiser hoeft te verstrekken. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.