ECLI:NL:RBDHA:2025:356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
AWB 24/ 15338
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestreden besluit van de minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde R. D. Banet, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van 25 september 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. Volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank zonder zitting uitspraak doen in dergelijke gevallen.

De rechtbank heeft eiser in een eerder bericht op 2 oktober 2024 verzocht om binnen vier weken de gronden van het beroep in te dienen. Eiser heeft echter binnen deze termijn geen gronden ingediend. Vervolgens heeft de rechtbank eiser op 29 november 2024 nogmaals de gelegenheid gegeven om de gronden in te dienen, maar ook deze termijn is verstreken zonder dat eiser heeft gereageerd. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging voor het verzuim is gegeven, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24 / 15338

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser], eiser

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [vnummer]
(gemachtigde: R. D. Banet),
en

de minister van Asiel en Migratie. verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 25 september 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [1] Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Heeft eiser de gronden tijdig vermeld?
4. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser in haar bericht van 2 oktober 2024 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Eiser heeft de beroepsgronden dus niet tijdig vermeld.
5. De rechtbank heeft vervolgens bij brief van 29 november 2024 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld de gronden in te dienen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft geen gronden ingediend.
Is het niet tijdig vermelden van de gronden verontschuldigbaar?
6. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.