ECLI:NL:RBDHA:2025:353
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot onmiddellijke invrijheidstelling van gedetineerde en wijziging GVM-status
In deze zaak heeft een gedetineerde, aangeduid als [eiser], een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, met als doel onmiddellijke invrijheidstelling en wijziging van zijn GVM-status. De rechtbank heeft op 10 januari 2025 uitspraak gedaan. De eiser is op 30 januari 2024 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor handel in drugs en wapens en zit sinds 9 november 2022 in voorlopige hechtenis. De einddatum van zijn detentie is vastgesteld op 6 november 2025. Eiser is op de GVM-lijst geplaatst in de categorie 'verhoogd' vanwege ongeoorloofde contacten en andere risicofactoren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot onmiddellijke invrijheidstelling niet kan worden toegewezen, omdat de voorzieningenrechter niet kan ingaan op de beslissing van de rechtbank Overijssel over het uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De voorzieningenrechter heeft echter wel geoordeeld dat de GVM-status van eiser onterecht in de categorie 'hoog' is gehandhaafd. De rechtbank heeft bepaald dat de GVM-status van eiser moet worden gewijzigd naar 'verhoogd', omdat er onvoldoende concrete onderbouwing is voor de hoge risicocategorie. De Staat is veroordeeld om het risicoprofiel van eiser te wijzigen, maar de vordering tot onmiddellijke invrijheidstelling is afgewezen. De proceskosten zijn voor iedere partij zelf.