2.6.Met ingang van 1 juli 2024 heeft de CWS haar beleid om de werkelijke schade te beoordelen aangepast en een nieuw schadekader(het schadekader) opgesteld. Deze beleidswijziging heeft geleid tot het bestreden besluit II.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. De inkomensschade is ten onrechte niet vergoed. Eiseres is het slachtoffer geworden van een malafide gastouderbureau en door de terugvordering van de kinderopvangtoeslag zijn er veel (financiële) problemen ontstaan. Zo is haar partner als gevolg van de problemen met de kinderopvangtoeslag ziek geworden en heeft hij zijn ondernemingen moeten beëindigen met een achteruitgang in het inkomen tot gevolg. Op de zitting heeft eiseres betoogd dat een medisch adviseur onderzoek had moeten doen naar de vraag of de gezondheidsklachten van de partner veroorzaakt zijn door de problemen met de kinderopvangtoeslag. De betalingsachterstanden bij de inkomstenbelasting en de omzetbelasting zijn ontstaan door het verrekenen van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag met andere toeslagen. Verweerder had al deze gebeurtenissen in hun onderlinge samenhang moeten beoordelen en ook nader onderzoek moeten doen naar de reden van het FIOD-onderzoek bij de partner. Eiseres verkeert in bewijsnood. Er is geen eerlijk proces als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM). Het bestreden besluit I is niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
Wat vindt verweerder in beroep?
4. Uit de adviezen van de CWS en de BAC volgt dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van de gestelde inkomensschade. De objectief vastgestelde feiten en
omstandigheden komen niet overeen met de gebeurtenissen zoals gesteld door eiseres. Het causale verband tussen zowel de gezondheidsklachten van de partner als het beëindigen van zijn ondernemingen en de terugvordering van de kinderopvangtoeslag is niet aannemelijk geworden. Van schending van artikel 6, eerste lid, van het EVRM is geen sprake. Het bestreden besluit I is zorgvuldig tot stand gekomen en voldoende gemotiveerd.
5. Uit artikel 2.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen volgt dat een aanvrager van compensatie voor werkelijke schade aannemelijk dient te maken dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan het na de integrale beoordeling toegekende bedrag. Concreet betekent dit dat eiseres aannemelijk dient te maken dat zij daadwerkelijk schade heeft geleden, hoe hoog die schade is en dat er een causaal verband bestaat tussen de geleden schade en de handelwijze van verweerder.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
De inkomensschade van de partner
6. Verweerder heeft de afwijzing van de gestelde inkomensschade gebaseerd op het advies van de CWS. De CWS acht het op basis van de beschikbare gegevens onvoldoende aannemelijk dat de problemen met de kinderopvangtoeslag hebben geleid tot het beëindigen van de onderneming van de partner in het jaar 2011, het beëindigen van de arbeidsovereenkomst van de partner in het jaar 2011 en het beëindigen van de andere ondernemingen van de partner in de jaren 2017 en 2018. De CWS ziet ook geen verband tussen de problemen met de kinderopvangtoeslag en de gezondheidsklachten van de partner. Volgens de CWS had het gezin voorafgaand aan de problemen met de kinderopvangtoeslag al te kampen met serieuze financiële problemen en de CWS acht het aannemelijk dat die financiële problemen de aanleiding zijn geweest voor de partner om zich te melden bij de
huisarts vanwege depressieve klachten. De CWS vindt het ook niet aannemelijk dat de problemen met de kinderopvangtoeslag tot bewindvoering hebben geleid en dat daardoor de onderneming van de partner is beëindigd in het jaar 2018. De problematische schulden speelden immers al voordat de problemen met de kinderopvangtoeslag begonnen. Na april 2013 is er bovendien niet meer ingevorderd door verweerder, terwijl de bewindvoering pas in juni 2014 is ingeschakeld. De CWS constateert verder dat in de periode van augustus 2015 tot en met augustus 2018 grote zakelijke belastingschulden zijn ontstaan van in totaal ongeveer € 46.000 die niet gerelateerd zijn aan de problemen met de kinderopvangtoeslag.