Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.W. van de Wege, op 7 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor zijn echtgenote en kinderen. De rechtbank in Roermond heeft op 21 mei 2024 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Echter, op 11 oktober 2024 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder geen besluit had genomen binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, volgens vaste jurisprudentie, een ingebrekestelling vereist is bij het niet tijdig nemen van een besluit, maar dat dit niet nodig is als de rechtbank al een termijn heeft gesteld. De rechtbank constateert dat verweerder geen besluit heeft genomen binnen de gestelde termijn en dat het nieuwe beroep gegrond is. Verweerder heeft verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden, maar de rechtbank ziet hier geen aanleiding toe. De rechtbank legt een beslistermijn van twee weken op voor verweerder om alsnog een besluit te nemen en stelt een dwangsom van € 200 per dag in voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 en bepaalt dat het door eiser betaalde griffierecht van € 187 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 13 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt.