ECLI:NL:RBDHA:2025:3506
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer NL25.7689. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.L. Hoogendoorn, had beroep ingesteld tegen een vrijheidsontnemende maatregel die door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De minister had de rechtbank op 18 februari 2025 geïnformeerd over deze maatregel, wat gelijkgesteld werd met een door eiseres ingesteld beroep. Dit beroep werd ook gezien als een verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres al op 3 februari 2025 beroep had ingesteld tegen de bewaringsmaatregel, en dat dit beroep al eerder was beoordeeld in een andere uitspraak. Hierdoor was er volgens de rechtbank geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep dat voortkwam uit de kennisgeving van de minister. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, en mr. L.L. Hol, griffier, en is openbaar gemaakt op 5 maart 2025. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.