Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 6 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij zijn referent. De rechtbank heeft eerder, op 27 mei 2024, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen vier weken een besluit te nemen. Eiser heeft op 6 oktober 2024 opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder wederom geen besluit had genomen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, volgens vaste jurisprudentie, een ingebrekestelling niet vereist is wanneer de bestuursrechter al een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich niet aan deze termijn houdt. De rechtbank constateert dat verweerder geen besluit heeft genomen binnen de gestelde termijn en dat het nieuwe beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en legt een dwangsom op van € 200 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 en moet het door eiser betaalde griffierecht van € 187 vergoeden.