ECLI:NL:RBDHA:2025:3490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
NL24.32617
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Tadzjiekse vrouw met problemen door het dragen van een hijab

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 28 februari 2025, wordt het beroep van een Tadzjiekse vrouw tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. De vrouw, geboren in 1995, heeft op 5 maart 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 23 juli 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 behandeld, waarbij zowel de eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag onvoldoende heeft gemotiveerd, vooral met betrekking tot de problemen die de eiseres ondervindt door het dragen van een hijab in Tadzjikistan. De vrouw heeft verklaard dat zij vanwege haar geloof en het dragen van een hijab problemen ondervindt met de Tadzjiekse autoriteiten, die haar als extremistisch beschouwen. De rechtbank concludeert dat de minister niet voldoende heeft onderbouwd waarom de problemen van de eiseres niet zwaarwegend genoeg zijn voor het verlenen van een vluchtelingenstatus. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerder geconstateerde motiveringsgebreken worden hersteld. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van de eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32617

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer 1], eiseres

mede namens haar minderjarige kinderen
[kind 1], v-nummer: [nummer 2]
[kind 2], v-nummer: [nummer 3] en
[kind 3], v-nummer: [nummer 4]
(gemachtigde: mr. A. Berends),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. A.N. Lammers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft de Tadzjiekse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1995. Zij heeft op 5 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 23 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres komt uit Tadzjikistan. Zij ondervindt problemen met de Tadzjiekse autoriteiten omdat zij een hijab draagt. Eiseres heeft van 2013 tot en met 2021 met haar man en kinderen in Saoedi-Arabië gewoond en gestudeerd. Hierdoor wordt zij door de overheid als extremistisch gezien en vervolgd. De Tadzjiekse autoriteiten hebben geëist dat studenten in Arabische landen terugkeren naar Tadzjikistan. Eiseres heeft na haar studie kunnen terugkeren naar Tadzjikistan, maar moest daarna voor de autoriteiten onderduiken. De Tadzjiekse autoriteiten zijn naar eiseres op zoek en benaderen haar familieleden om naar haar te informeren. Hoewel eiseres legaal heeft kunnen uitreizen, ondervond zij problemen bij het aanvragen van paspoorten voor haar kinderen. Ook moest zij bij de grens steekpenningen betalen en heeft zij bewust bij een kleinere grenspost zonder politie Tadzjikistan verlaten. Eiseres vreest bij terugkeer naar Tadzjikistan problemen zal krijgen met de autoriteiten vanwege het dragen van een hijab.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
studie in Saoedi-Arabië en de problemen als gevolg hiervan;
het dragen van een hijab en de problemen als gevolg hiervan.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst en de problemen vanwege het dragen van een hijab geloofwaardig. De problemen vanwege de studie in Saoedi-Arabië acht de minister niet geloofwaardig. Volgens de minister heeft eiseres in 2021 zonder problemen kunnen terugkeren vanuit Saoedi-Arabië naar Tadzjikistan en heeft zij daar ook zonder problemen kunnen verblijven. Ook heeft eiseres zonder problemen reisdocumenten voor haar en haar kinderen kunnen krijgen en heeft zij legaal kunnen uitreizen. Dat uit openbare bronnen blijkt dat de Tadzjiekse autoriteiten studenten die een religieuze studie doen in het buitenland hebben verzocht terug te keren, doet daar gezien de verklaringen van eiseres volgens de minister niet aan af.
Verder stelt de minister dat het enkele feit dat eiseres uit Tadzjikistan komt onvoldoende is om eiseres aan te merken als een vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De minister acht de problemen vanwege het dragen van een hijab daarvoor niet zwaarwegend genoeg. Hierover overweegt de minister dat uit het ‘International Religious Freedom Report 2022: Tajikistan’ [1] blijkt dat het aanhangen van de Islam onder beperkte voorwaarden is toegestaan. Ook blijkt dat het niet verboden is een hijab te dragen en de problemen die vrouwen in Tadzjikistan ervaren vanwege het dragen van een hijab incidenteel zijn. Eiseres heeft over één incident verklaard waarbij zij in 2011 door de directeur van haar school werd aangesproken op haar hijab.
Tot slot stelt de minister dat niet is gebleken dat eiseres bij terugkeer naar Tadzjikisan blootgesteld wordt aan ernstige schade. Dat eiseres uit Tadzjikistan komt is hiervoor onvoldoende en de problemen vanwege met het dragen van een hijab zijn niet zwaarwegend genoeg.
Mocht de minister de problemen van eiseres als gevolg van de studie in Saoedi-Arabië ongeloofwaardig achten?
6. Eiseres betoogt dat de minister haar verklaringen onvoldoende in samenhang met elkaar en in het licht van de landeninformatie heeft beoordeeld. Volgens eiseres had de minister aan de hand van haar verklaringen moeten onderzoeken hoe eiseres haar geloof belijdt en hoe zij haar geloof bij terugkeer naar Tadzjikistan wil belijden. Van eiseres mag daarin geen terughoudendheid worden verwacht. [2] De minister had moeten beoordelen of eiseres vanwege het belijden van haar geloof in de negatieve aandacht van de autoriteiten zal komen te staan en voor hen te vrezen heeft. Hierbij had de minister ook moeten betrekken dat de autoriteiten haar wilden verhoren. De minister heeft aan het laatste aspect onterecht geen waarde gehecht.
Daarnaast betoogt eiseres dat de minister ten onrechte stelt dat zij zonder problemen is teruggekeerd naar Tadzjikistan. Eiseres is van mening dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet zonder problemen is teruggekeerd naar Tadzjikistan. Zij wijst erop dat zij na haar tijdelijke terugkeer in Tadzjikistan zo veel mogelijk contact met de autoriteiten heeft vermeden, tegen betaling kon doorlopen bij de paspoortcontrole, steekpenningen moest betalen om aan paspoorten voor haar kinderen te komen, op verschillende plekken ondergedoken heeft gezeten en dat zij via een kleine grensovergang waar geen politie was het land heeft weten te verlaten. [3]
Ook stelt de minister ten onrechte dat de legale uitreis van eiseres niet duidt op problemen met de Tadzjiekse autoriteiten. Eiseres is niet via de nationale luchthaven gereisd en zij heeft geen contact gehad met de politie. Dat zij wel contact heeft gehad met de douaneambtenaar maakt niet dat zij daardoor in de negatieve belangstelling staat van andere overheidsdiensten. Hier komt bij dat eiseres niet gesignaleerd stond of een uitreisverbod had.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft de gestelde problemen van eiseres als gevolg van de studie in Saoedi-Arabië terecht ongeloofwaardig geacht. Daarbij stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat uit de verklaringen van eiseres niet is gebleken dat de Tadzjiekse autoriteiten opzoek naar haar zijn of dat de Tadzjiekse politie haar willen verhoren. Ook is niet gebleken dat eiseres bij de Tadzjiekse autoriteiten onder de negatieve aandacht staat. Eiseres heeft geen documenten overgelegd waaruit het voorgaande wel blijkt. Gelet op het ontbreken van een onderbouwing en nu eiseres wel paspoorten heeft verkregen en legaal is uitgereisd, stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres tijdens haar verblijf geen problemen heeft ondervonden met de Tadzjiekse autoriteiten, terwijl zij wel op de hoogte waren van haar verblijf. Tot slot stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat uit de legale uitreis niet volgt dat eiseres problemen heeft met de Tadzjiekse autoriteiten. Eiseres heeft zonder problemen kunnen uitreizen en heeft daarbij een stempel in haar paspoort gekregen. Uit de omstandigheid dat eiseres niet via een nationale luchthaven is gereisd en bij de uitreis geen contact had met de politie kan niet worden afgeleid dat zij onder de negatieve aandacht staat van de Tadzjiekse autoriteiten.
Vormen de geloofwaardig bevonden elementen grond om eiseres een asielvergunning te verlenen?
7. Eiseres betoogt dat de minister op grond van hetgeen zij heeft aangevoerd onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij geen gegronde vrees voor ernstige schade bij terugkeer naar Tadzjikistan aannemelijk heeft gemaakt.
Verder heeft eiseres landeninformatie overgelegd dat haar betoog ondersteunt. Uit die landeninformatie blijkt dat de overheid mensen actief aanspoort om niet langer lange baarden of hijabs te dragen. [4] Vrouwen met een hijab worden zelfs bedreigd en bestraft. [5] Een bericht op ECOI-net spreekt van een overheid die christenen en moslims vervolgt omdat zij lid zijn van religieuze organisaties. Ook worden wetten die het dragen van een hijab ontmoedigen, gewelddadig gehandhaafd. [6] Inmiddels is het dragen van een hijab bij wet verboden. [7] In de aanvullende gronden onderbouwt eiseres dit standpunt nader met een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 2 oktober 2024. Volgens eiseres is een verbod een daad van vervolging. Ook is er in Tadzjikistan sprake van veelvuldige willekeurige arrestaties en detenties. [8]
Daarnaast betoogt eiseres dat de minister kennelijk heeft aangenomen dat haar vader gestraft is vanwege het overtreden van kleding- en haardrachtvoorschriften. Eiseres heeft verklaard dat haar vader zes jaar in de gevangenis heeft gezeten vanwege het dragen van een baard. Hoewel deze omstandigheid geen betrekking heeft op het asielrelaas van eiseres, geeft dit wel aan hoe de Tadzjiekse autoriteiten omgaan met hun onwelgevallige uitingen van het islamitische geloof. [9] Ook blijkt dat familieleden van mensen die verdacht worden van extremistische banden kunnen worden vervolgd. [10]
7.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat de door eiseres aangehaalde landeninformatie waaruit blijkt dat de problemen die vrouwen in Tadzjikistan ervaren vanwege hun hijab incidenteel zijn en niet op grote schaal voorkomen. [11] Verder blijkt volgens de minister uit een recenter rapport [12] dat het dragen van een hijab volgens een wet die ziet op vieringen en feestdagen niet valt onder de toegestane kledij, maar dat het wetboek van administratieve overtredingen het dragen van religieuze kledij
niet aanmerkt als een schending van deze wet. De minister erkent daarmee dat een wet is aangenomen waarin staat dat tijdens vieringen, rituelen en ceremonies nationale kleding gedragen moet worden en dat ‘buitenlandse kleding’ (waaronder de hijab valt) dan niet in de publieke ruimte gedragen mag worden. Hieruit volgt volgens de minister echter niet dat het gaat over een algemeen verbod op het dragen van een hijab. Het dragen van een hijab is wettelijk gezien, al dan niet gereguleerd, toegestaan. Dat het gereguleerd is toegestaan was volgens de minister in het verleden ook al het geval.
Tot slot stelt de minister zich op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege de detentie van haar vader zelf heeft te vrezen voor vervolging. Daarnaast is het dragen van een baard niet één op één gelijk te stellen aan het dragen van een hijab, aldus de minister.
7.2.
In de door eiseres aangehaalde brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 2 oktober 2024 staat dat er sinds juni 2024 in Tadzjikistan een officieel verbod is op ‘kleding die vreemd is aan de Tadzjiekse cultuur’. Hiermee wordt volgens de brief gedoeld op islamitische kleding. Ter onderbouwing wordt verwezen naar een artikel van Radio Free Europe/Radio Liberty van 4 augustus 2024. Uit de brief van Vluchtelingenwerk of de daarbij behorende bijlage volgt niet dat het verbod tot het dragen van een hijab alleen geldt tijdens vieringen, rituelen en ceremonies. Het door de minister aangehaalde rapport waaruit dat volgens de minister wel volgt dateert van 2023 en wordt door de recentere informatie van eiseres weersproken. Gelet op de door eiseres overgelegde informatie is naar het oordeel van de rechtbank niet onaannemelijk dat het (verkapte) verbod op het dragen van de hijab in 2024 is uitgebreid. De minister heeft ten aanzien van de nieuwe informatie van eiseres wel gesteld dat er desondanks geen sprake is van een algeheel verbod, maar heeft dat verder niet onderbouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit standpunt van de minister onvoldoende gemotiveerd is. De beroepsgrond slaagt. Omdat het betoog van eiseres op dit onderdeel slaagt behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit bevat op hetgeen is overwogen onder 7.2 een motiveringsgebrek. De minister heeft, in het licht van het gestelde algemene verbod op het dragen van een hijab in Tadzjikistan, niet deugdelijk gemotiveerd waarom de geloofwaardig geachte problemen vanwege het dragen van een hijab niet zwaarwegend genoeg zijn voor het aannemen van een vluchtelingenstatus. De rechtbank draagt de minister op om op dit onderdeel binnen acht weken vanaf verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen. Wanneer verweerder besluit om eiseres uit te nodigen voor een aanvullend gehoor dient binnen twaalf weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te worden genomen.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten van eiser in de beroepsprocedure. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde van eiseres heeft een beroepschrift ingediend en is verschenen op de zitting. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt de minister op om binnen acht weken, of als een nader gehoor wordt gehouden: binnen twaalf weken, een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.United States Department of State, 2022 Report on International Religious Freedom: Tajikistan.
2.Eiseres verwijst naar HvJ EU 5 september 2012, ECLI:EU:C:2012:518
3.Ter ondersteuning van deze omstandigheid heeft eiseres een brief van Vluchtelingenwerk overgelegd waarin wordt bevestigd dat er sprake is van wijdverspreide corruptie in Tadzjikistan.
4.Tajikistan 2023 International Religious Freedom Report,
5.Tajikistan 2022 Human Rights Report,
6.Freedom in the World 2023 – Tajikistan,
7.Why Did Muslim-majority Tajikistan Ban the Hijab?,
8.Tajikistan 2022 Human Rights Report,
9.United Nations General Assembly, Visit to Tajikistan - Report of the Special Rapporteur on freedom of religion or belief, Nazila Ghanea, van 18 januari 2024 en RFE/RL – Radio Free Europe/Radio Liberty (Author): ‘In Tajikistan, Clerics And Government Officials Are Deciding What Women Should Wear’, Document #2113579 - ecoi.net.
10.USCIRF Annual Report 2021 ‘Tajikistan USCIRF–recommended for countries for particular concern’.
11.International Religious Freedom Report 2022.
12.International Religious Freedom Report 2023, pagina 6 en 12.