ECLI:NL:RBDHA:2025:3486
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Turkse Koerd wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Turkse Koerd, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 3 april 2023 zijn asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 9 oktober 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 7 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
Eiser stelt dat hij lid is van de jongerenafdeling van de HDP en dat hij in Turkije is mishandeld vanwege zijn politieke opvattingen. Hij vreest voor vervolging en ernstige schade bij terugkeer naar Turkije, vooral vanwege zijn politieke activiteiten en de dienstplicht. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank concludeert dat de minister niet onterecht heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn betrokkenheid bij de HDP een reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade.
De rechtbank wijst erop dat eiser na een incident met onbekenden in Turkije elf maanden zonder problemen heeft verbleven en dat hij niet wordt gezocht door de Turkse autoriteiten. Eiser heeft ook geen bewijs geleverd dat zijn vrees voor vervolging vanwege zijn weigering om militaire dienst te vervullen aannemelijk is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 maart 2025.