ECLI:NL:RBDHA:2025:3486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
NL24.40138
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse Koerd wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Turkse Koerd, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 3 april 2023 zijn asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 9 oktober 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 7 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.

Eiser stelt dat hij lid is van de jongerenafdeling van de HDP en dat hij in Turkije is mishandeld vanwege zijn politieke opvattingen. Hij vreest voor vervolging en ernstige schade bij terugkeer naar Turkije, vooral vanwege zijn politieke activiteiten en de dienstplicht. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank concludeert dat de minister niet onterecht heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn betrokkenheid bij de HDP een reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade.

De rechtbank wijst erop dat eiser na een incident met onbekenden in Turkije elf maanden zonder problemen heeft verbleven en dat hij niet wordt gezocht door de Turkse autoriteiten. Eiser heeft ook geen bewijs geleverd dat zijn vrees voor vervolging vanwege zijn weigering om militaire dienst te vervullen aannemelijk is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40138

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. O. Sarac),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 3 april 2023 zijn asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 9 oktober 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
Het asielrelaas
3. Eiser stelt dat hij is geboren op [datum] 2003, dat hij de Turkse nationaliteit heeft en dat hij tot de Koerdische bevolkingsgroep behoort. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij lid is van de jongerenafdeling van de HDP en dat hij van 2017 tot 2022 actief is geweest voor de HDP. Eiser heeft verklaard dat hij in Turkije in elkaar is geslagen door onbekend mannen met een andere politieke mening toen hij brochures aan het uitdelen was. Hij wordt bovendien gediscrimineerd in Turkije op werk en op school vanwege zijn Koerdische afkomst. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Turkije in elkaar zal worden geslagen of dat hij wordt gedood vanwege zijn politieke opvatting. Ook vreest eiser dat hij in Turkije de dienstplicht zal moeten vervullen.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
 identiteit, nationaliteit en herkomst,
 dat eiser actief is voor de jongerentak van de HDP en dat hij daardoor problemen heeft ervaren;
 dat eiser wordt gediscrimineerd vanwege zijn Koerdische afkomst.
5. Verweerder acht de relevante elementen geloofwaardig, maar hij vindt niet dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft of bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Voor zover eiser stelt dat hij na terugkeer in Turkije de militaire dienstplicht moet vervullen, betreft dat volgens verweerder een toekomstige gebeurtenis. Verweerder heeft de aanvraag daarom afgewezen als ongegrond.
De beroepsgronden
6. Eiser voert aan dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft onderkend dat hij actief is geweest voor de HDP, een politieke beweging die in Turkije wordt gezien als oppositiepartij en wordt onderdrukt wordt door de Turkse overheid. Verder is verweerder niet ingegaan op de correcties en aanvullingen op het nader gehoor waarin is aangegeven dat eiser in elkaar is geslagen door mannen met een andere politiek mening, waarbij eiser blijvend letsel heeft overhouden aan zijn been. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij dienstplichtig is en dat hij geen gehoor heeft gegeven aan zijn oproep voor militaire dienst vanwege gewetensbezwaren. Eiser stelt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door niet te onderzoeken of er sprake is van gewetensbezwaren op grond van een diepgewortelde overtuiging. Gezien zijn actieve optreden voor de HDP en zijn weigering om zijn militaire dienstplicht te vervullen, acht hij de kans groot dat hij bij terugkeer zal worden onderworpen aan een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] .
Landgebonden beleid Turkije en HDP-activisme
7. Verweerder heeft in zijn landgebonden beleid ten aanzien van Turkije [2] HDP-leden en -activisten aangemerkt als risicoprofiel. In paragraaf C2/2.4 van de Vc [3] is bepaald dat het behoren tot een groep, aangemerkt als risicoprofiel, op zichzelf niet voldoende is voor vluchtelingschap of subsidiaire bescherming. Als een vreemdeling binnen een risicoprofiel valt, dan beoordeelt de IND de individuele omstandigheden van het geval, afgezet tegen de positie van de groep en algemene (veiligheidssituatie) in het land van herkomst. Aan de hand van de individuele omstandigheden zoals de persoonlijke omstandigheden, de verrichte activiteiten en eventuele eerdere gebeurtenissen, beoordeelt de IND of de vreemdeling een reëel risico op vervolging of ernstige schade loopt of heeft gelopen.
8. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn betrokkenheid bij de HDP gegronde vrees heeft voor vervolging of bij terugkeer een reëel risico bestaat op ernstige schade. Verweerder heeft daarbij gewezen op eisers verklaringen dat hij in de jaren waarin eiser actief was voor de HDP één incident met onbekende mannen heeft meegemaakt. Eiser heeft na het genoemde éénmalige incident nog elf maanden zonder problemen in Turkije verbleven. Verder heeft eiser verklaard dat hij niet wordt gezocht door de Turkse autoriteiten en is niet gebleken dat eiser eerder problemen heeft gehad met de Turkse autoriteiten.
9. Voor zover uit de gronden van beroep moet worden afgeleid dat eiser meent dat hij vanwege zijn voormalige betrokkenheid bij de HDP geen bescherming kan zoeken bij de Turkse autoriteiten tegen geweld van derden, heeft hij dat niet onderbouwd en aannemelijk gemaakt.
Dienstplichtontduiking
10. Eiser stelt in de gronden van beroep dat hij dienstplichtig is en geen gehoor heeft gegeven aan de oproep voor militaire dienst. Hij heeft verder gewezen op het Algemeen ambtsbericht over Turkije van augustus 2023, waaruit volgens hem volgt dat dienstplichtweigeraars onevenredig of discriminatoir kunnen worden bestraft, indien zij hun dienstweigering koppelen aan politieke motieven zoals Koerdisch activisme. Eiser heeft in beroep een Turks aanhoudingsbevel van 7 augustus 2024 overgelegd.
11. Zoals in het bestreden besluit is overwogen, heeft eiser tijdens het nader gehoor verklaard dat hij uitstel van de militaire dienst heeft gevraagd en dat hij ook tot 2028 uitstel heeft gekregen [4] . Daarnaast heeft Bureau Documenten in zijn verklaring van onderzoek van 22 januari 2025 – onweersproken - geconcludeerd dat het door eiser overgelegde aanhoudingsbevel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser zijn vrees voor vervolging vanwege het weigeren of ontduiken van militaire dienst in Turkje niet aannemelijk heeft gemaakt.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 maart 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
2.paragraaf C7/34.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000
3.Vreemdelingencirculaire 2000
4.rapport nader gehoor 3 oktober 2024, p. 15 van 29