ECLI:NL:RBDHA:2025:3470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
AWB 24-11481
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die ertoe strekt het beroep in Nederland te mogen afwachten. De minister van Asiel en Migratie heeft met een primair besluit van 13 februari 2024 vastgesteld dat verzoekster geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland op grond van het Unierecht. Dit besluit is bevestigd in het bestreden besluit van 18 juni 2024, waartegen verzoekster beroep heeft ingesteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 januari 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoekster als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Bij een eerdere uitspraak, zaaknummer AWB 24/11480, heeft de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond verklaard, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is openbaar uitgesproken op 14 februari 2025. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/11481

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. P.M. Langereis),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. S. Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster die ertoe strekt het beroep in Nederland te mogen afwachten.
1.1.
De minister heeft met het primaire besluit van 13 februari 2024 vastgesteld dat verzoekster geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland op grond van het Unierecht. Met het bestreden besluit van 18 juni 2024 op het bezwaar van verzoekster is de minister bij dit besluit gebleven. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer AWB 24/11480, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep en het beroep ongegrond verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig.

Conclusie en gevolgen

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2025.
de griffier
de voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.