Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres op 24 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij haar referent. De rechtbank heeft eerder, op 25 juni 2024, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen. Echter, op 6 oktober 2024 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder wederom geen besluit had genomen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, aangezien verweerder geen verweerschrift had ingediend.
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie volgt dat wanneer de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, in beginsel een ingebrekestelling vereist is. Echter, omdat de rechtbank in haar eerdere uitspraak al een termijn had gesteld en verweerder deze niet heeft nageleefd, is een nieuwe ingebrekestelling niet nodig. De rechtbank constateert dat verweerder geen besluit heeft genomen binnen de gestelde termijn en dat het nieuwe beroep gegrond is.
De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. Tevens wordt verweerder een dwangsom van € 200 opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50 en bepaalt dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 moet worden vergoed.