ECLI:NL:RBDHA:2025:3412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
NL25.8453
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd aan een Algerijnse eiser door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had op 20 februari 2025 een besluit ontvangen waarin de maatregel werd opgelegd, en hij heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Eiser heeft ingestemd met schriftelijke afdoening en diende op 26 februari 2025 zijn gronden van beroep in, waarop de verweerder op 27 februari 2025 een verweerschrift indiende. De rechtbank sloot het onderzoek op 4 maart 2025.

In de maatregel van bewaring werd gesteld dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank overwoog dat eiser zich niet aan de Vreemdelingenwet had gehouden en dat hij niet voldoende meewerkte aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. Eiser betwistte de zware gronden, maar de rechtbank oordeelde dat de gronden voldoende waren onderbouwd en dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8453

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

V-nummer: [V-nummer], eiser
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Hartog).

Procesverloop

Bij besluit van 20 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft ingestemd met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 26 februari 2025 gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft op 27 februari 2025 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek op 4 maart 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1998 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist de zware gronden. Ten aanzien van zware grond 3a voert hij aan dat hij zich onverwijld heeft gemeld na binnenkomst in Nederland en asiel heeft aangevraagd. Ten aanzien van zware grond 3b voert eiser aan dat hij zijn asielaanvraag heeft ingetrokken, nadat hem was verteld dat zijn asielaanvraag geen kans van slagen zou hebben. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte zware grond 3c aan de maatregel ten grondslag gelegd, omdat eiser niet zelfstandig kan terugkeren naar zijn land van herkomst vanwege zijn geaardheid en het gebrek aan voldoende middelen. Verder merkt eiser in het kader van zware grond 3d op dat in de asielprocedure zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig is geacht en dat verweerder eerder al eens een laissez-passer heeft verkregen voor eiser. Tot slot voert eiser ten aanzien van zware grond 3i aan dat hij nog altijd vreest voor terugkeer naar Algerije vanwege zijn geaardheid.
4. Bij brief van 27 februari 2025 heeft verweerder kenbaar gemaakt zware grond 3d te laten vallen.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding om de gronden van de maatregel onvoldoende te achten. Wat eiser heeft aangevoerd tegen zware grond 3b doet niet af aan de feitelijke juistheid van die grond, namelijk dat eiser zich aan toezicht heeft onttrokken. Dit laatste wordt ook niet door eiser betwist. Deze grond heeft verweerder dan ook aan de maatregel ten grondslag kunnen leggen. De (onbetwiste) lichte gronden zijn ook feitelijk juist en voldoende toegelicht. De zware grond 3b en de lichte gronden kunnen de maatregel reeds dragen. Wat eiser heeft aangevoerd tegen de zware gronden 3a, 3c en 3i behoeft daarom geen bespreking meer. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 6 maart 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.