ECLI:NL:RBDHA:2025:3409

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
AWB 23/13082
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in verlengde asielprocedure met betrekking tot medische behandeling en bewijsvoering

In deze zaak heeft eiser, met V-nummer [V-nummer], een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel 'Medische behandeling'. De aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. R. Mustafa, buiten behandeling gesteld omdat deze niet compleet zou zijn. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is door de minister kennelijk ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 7 maart 2025 uitspraak heeft gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister eiser op 14 maart 2023 heeft geïnformeerd over de ontbrekende medische informatie die nodig was om de aanvraag te kunnen beoordelen. Eiser heeft echter niet de gevraagde relevante medische gegevens van zijn huisarts ingeleverd, waardoor de minister de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister voldoende duidelijk heeft gemaakt welke informatie ontbrak en dat eiser de kans heeft gekregen om deze informatie aan te leveren.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister niet verplicht was om eiser te horen in de bezwaarprocedure, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de minister om de aanvraag buiten behandeling te stellen, in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt voor de beroepsprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/13082

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: [persoon A] ),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Mustafa).

Procesverloop

Met het besluit van 19 april 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel ‘Medische behandeling’ buiten behandeling gesteld.
Met het besluit van 17 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 11 februari 2025 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft op 31 januari 2023 een reguliere verblijfsvergunning aangevraagd met als verblijfsdoel ‘Medische behandeling’ (de aanvraag). In de brief van 14 maart 2023 heeft verweerder eiser erop gewezen dat de aanvraag niet compleet is, omdat onder andere de relevante medische informatie van zijn behandelend huisarts ontbreekt. In de brief van 4 april 2023 heeft eiser hierop gereageerd. Verweerder heeft deze brief ontvangen op 11 april 2023.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser vervolgens buiten behandeling gesteld omdat eiser onvoldoende relevante medische informatie heeft ingeleverd om het Bureau Medische Advisering (BMA) om een advies te kunnen vragen. De ingeleverde informatie van eisers huisarts, dr. [persoon B] , was niet compleet.
3. In bezwaar heeft verweerder het oorspronkelijke besluit gehandhaafd, omdat de conclusie dat de aanvraag niet compleet was volgens verweerder juist was. Het bezwaar van eiser is kennelijk ongegrond verklaard.
4. De rechtbank moet in deze procedure beoordelen of verweerder het bezwaar van eiser terecht ongegrond heeft verklaard.
Beroepsgronden
5. Eiser voert aan dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling is gesteld, omdat de aanvraag wel compleet was. Eiser vindt dat hij de gevraagde medische informatie wel heeft ingeleverd en dat verweerder daarom inhoudelijk op de aanvraag had moeten beslissen. Verder vindt eiser dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarprocedure.
Beoordeling door de rechtbank
Buitenbehandelingstelling
6.1
Uit het beleid van verweerder in paragraaf B8/9.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), in combinatie met paragraaf A3/7.2.4 van de Vc, blijkt dat een vreemdeling voor een aanvraag van een verblijfsvergunning op medische gronden onder andere informatie over de volgende zaken moet inleveren:
  • gegevens over de klachten en de diagnose die de arts heeft vastgesteld;
  • de medische geschiedenis;
  • de behandeling die wordt uitgevoerd of nog uitgevoerd moet worden;
  • de medicijnen die zijn voorgeschreven (indien van toepassing);
  • het verloop van de behandeling en de te verwachten duur ervan.
Verweerder noemt dit ‘relevante medische gegevens’. De medische informatie moet afkomstig zijn van de behandelend arts(en) van de vreemdeling en moet antwoorden geven op alle vragen die het BMA heeft gesteld in de brief aan de arts(en). Deze brief is onderdeel van de bijlage ‘Toelichting en bewijsmiddelen medische omstandigheden’.
6.2.
In artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat het bestuursorgaan dat de aanvraag behandelt kan besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dit kan bijvoorbeeld als de ingediende gegevens en documenten niet voldoende zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen of om een beslissing voor te bereiden. Dit mag echter alleen als de aanvrager de kans heeft gekregen om de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
7.1.
Uit het dossier blijkt dat eiser bij zijn aanvraag de volgende medische stukken heeft ingeleverd:
  • een patiëntenbericht van 30 juni 2022 van het Maasstadziekenhuis;
  • een afspraakbevestiging van 28 juli 2022 van de medische dienst van de Pauluskerk;
  • een medicatieoverzicht van 28 juli 2022 van Apotheek Wester;
  • een afspraakbevestiging van 26 september (zonder jaartal) van de medische dienst van de Pauluskerk;
  • een bevestiging van een belafspraak op 4 november 2022 met het Maasstadziekenhuis;
  • een afspraakbevestiging van 11 november 2022 van het Maasstadziekenhuis.
In de brief van 14 maart 2023 heeft verweerder aangegeven dat de aanvraag niet compleet is en dat eiser twee weken de tijd krijgt om de stukken die ontbreken alsnog in te leveren. Verweerder heeft in de brief geschreven welke informatie nog ontbreekt:
“De relevante medische gegevens van behandelaar [persoon B] , huisarts, in reactie op de vragen van het BMA ontbreken. Deze gegevens mogen niet ouder zijn dan drie maanden. Dit staat in paragraaf A3/7.2.5 Vc.
Uw behandelaar moet de vragen van het BMA beantwoorden. De brieven met vragen vindt u bij het formulier 'Bijlage Toelichting en bewijsmiddelen medische omstandigheden' (https://ind.nl/formulieren/7128.pdf). U kunt de brief met vragen aan uw behandelaar geven zodat uw behandelaar deze vragen kan beantwoorden. Uw behandelaar stuurt de antwoorden op samen met de medische stukken die daarbij horen.”
Verweerder heeft op 11 april 2023 een reactie van eiser ontvangen met daarbij:
  • de bijlage ‘Toestemmingsverklaring medische gegevens’;
  • de bijlage ‘Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’.
7.2.
De rechtbank constateert dat eiser niet de gevraagde ‘relevante medische gegevens’ van de behandeld huisarts heeft ingeleverd, zoals staat omschreven in paragraaf A3/7.2.4 van de Vc. In de bijlage ‘Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’ heeft de huisarts wel de aard van de klachten van eiser aangegeven en ook wanneer de medische behandeling is begonnen, maar dat is onvoldoende. Er ontbrak namelijk nog informatie over de diagnose die is gesteld, de medische geschiedenis van eiser, welke behandeling eiser krijgt of kreeg voor zijn klachten, de medicijnen die zijn voorgeschreven hiervoor en het verloop van de behandeling en de te verwachten duur ervan. Deze informatie staat ook niet in de medische informatie die eiser bij de aanvraag heeft ingeleverd. Volgens de rechtbank heeft verweerder daarom terecht gesteld dat eiser onvoldoende informatie van zijn behandeld huisarts heeft ingeleverd. De rechtbank vindt verder dat verweerder voldoende aan eiser duidelijk heeft gemaakt welke informatie er nog ontbrak. Op het aanvraagformulier staat onder het kopje ‘Bewijsmiddelen’ welke informatie bij de aanvraag moet worden ingeleverd; onder andere de brieven waarin het BMA informatie vraagt van de arts of behandelaar. Verweerder verwijst hiervoor naar de bijlage ‘Toelichting en bewijsmiddelen medische omstandigheden. Vervolgens heeft verweerder in de brief van 14 maart 2023 nogmaals op deze bijlage gewezen en verder aangegeven hoe eiser aan deze informatie zou kunnen komen (de brief met vragen aan de behandelaar geven). Ook heeft verweerder verwezen naar de beleidsregels in de Vc waaruit volgt dat eiser deze informatie moet verstrekken. De stelling van eiser op de zitting dat verweerder niet duidelijk heeft omschreven welke informatie nog ontbrak, volgt de rechtbank daarom niet.
7.3.
Omdat eiser wel de mogelijkheid heeft gekregen om de informatie die ontbrak alsnog in te leveren, mocht verweerder de aanvraag van eiser op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling stellen.
7.4.
Gelet op het bovenstaande slaagt de beroepsgrond van eiser niet.
Hoorplicht
8. Van het standpunt van eiser dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarprocedure, vindt de rechtbank het volgende. Verweerder mag alleen van het horen in bezwaar afzien als sprake is van een situatie die wordt genoemd in artikel 7:3 van de Awb. In dit geval heeft verweerder eiser niet gehoord op basis van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb, omdat het bezwaar volgens verweerder kennelijk ongegrond was. Een bezwaar is kennelijk ongegrond als van tevoren heel duidelijk is dat het bezwaar niet tot een ander besluit kan leiden dan het oorspronkelijke besluit. Of dit zo is wordt beoordeeld aan de hand van de inhoud van het bezwaarschrift, samen bekeken met de motivering van het oorspronkelijke besluit. Volgens de rechtbank deed zo’n situatie zich hier voor. Eiser heeft in bezwaar namelijk niet duidelijk kunnen maken dat de aanvraag wel compleet was toen het oorspronkelijke besluit werd genomen. Volgens de rechtbank heeft verweerder eiser daarom niet hoeven horen in bezwaar. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond.
10. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van kosten die hij heeft gemaakt voor het voeren van deze beroepsprocedure.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.