ECLI:NL:RBDHA:2025:3408

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
NL 24.50314 en Nl 24.50315
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser met gestelde Somalische nationaliteit en Keniaans paspoort afgewezen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, geboren in 1999, stelt van Somalische nationaliteit te zijn en heeft op 30 november 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 15 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de behandeling van zijn beroep in Nederland kan afwachten. De rechtbank heeft de zaak op 21 februari 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte de aanvraag van eiser heeft afgewezen. Eiser heeft verklaard dat hij uit Somalië is gevlucht vanwege bedreigingen van Al-Shabaab. Hij heeft een vals Keniaans paspoort verkregen en stelt dat hij problemen heeft ondervonden met de Keniaanse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat eiser voldoende inspanningen heeft geleverd om aan te tonen dat hij zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen en dat hij zijn Somalische nationaliteit kan onderbouwen. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard. Tevens wordt de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 2.721,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL24.50314 en NL24.50315
[V-Nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1999, eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. S.N. Ali),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/de voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1
Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999. Hij heeft op 30 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van
15 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat hij de behandeling van zijn beroep in Nederland mag afwachten.
1.3
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek op 21 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Jama als tolk in de taal Somali en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen de ongegrondverklaring van zijn asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Verder wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt uit Somalië te zijn gevlucht, omdat hij werd bedreigd en aangevallen door Al-Shabaab. Eiser heeft verklaard dat hij telefonische bedreigingen van Al-Shabaab heeft ontvangen. Omdat eiser bang was geworden door de bedreigingen van Al-Shabaab, is hij bij de buren gaan logeren waar zijn gezin, zijn twee broers en zus op dat moment ook verbleven. Op enig moment zijn door eiser schoten gehoord, waarop eiser het huis uit is gevlucht. Eiser heeft verklaard dat zijn been hierdoor is verbrijzeld. Bij een aanval van Al-Shabaab op 1 juli 2024 is één van zijn broers om het leven gekomen en is zijn andere broer en zus gewond geraakt. Eiser is naar aanleiding van de door hem gestelde problemen met Al-Shabaab naar Kenia gegaan. Daar stelt hij met behulp van een reisagent een vals Keniaans paspoort te hebben verkregen. Hij stelt in Kenia problemen te hebben ondervonden met de Keniaanse autoriteiten en de reisagent. In Kenia stelt eiser geen werk te kunnen vinden. Ook werd hij nog steeds telefonisch bedreigd door Al-Shabaab. Daarnaast heeft hij illegaal in Kenia verbleven.
Het bestreden besluit
5. Volgens de minister bestaat de aanvraag van eiser uit de volgende asielmotieven:
- de identiteit, de Keniaanse nationaliteit en herkomst van eiser;
- problemen met Al-Shabaab;
- problemen met de reisagent;
- problemen met de Keniaanse autoriteiten.
De gestelde problemen van eiser in Somalië zijn volgens de minister geen asielmotief, omdat de minister Kenia als land van herkomst beschouwt. De minister acht de identiteit, Keniaanse nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig, en gelooft niet dat eiser de Somalische nationaliteit bezit. De overige drie asielmotieven worden door de minister ongeloofwaardig geacht.
Inspanningsverplichting
6. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte de Keniaanse identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig heeft geacht en zijn Somalische nationaliteit niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser stelt dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij niet heeft kunnen aantonen dat hij het Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft gekregen. Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser verschillende documenten overgelegd waaruit blijkt dat hij de Somalische nationaliteit heeft. Zijn achternaam is op andere wijze gespeld en hij heeft een andere geboortedatum in de Somalische documenten. Ook heeft eiser zijn verlopen en zijn huidige Somalische paspoort aan de minister overhandigd. Daarnaast is hij van mening dat de minister ten onrechte uitgaat van het feit dat hij met het Keniaanse paspoort ook de Keniaanse nationaliteit bezit. Zijn gemachtigde heeft gemaild naar de Keniaanse ambassade om zijn standpunt te onderbouwen.
6.1
De rechtbank overweegt dat de Afdeling [1] in een uitspraak van 14 maart 2024 het toetsingskader heeft uiteengezet rondom de beoordeling van persoonsgegevens en de nationaliteit van een vreemdeling. [2] Hieruit volgt dat de minister in beginsel mag uitgaan van de gegevens zoals vermeld in een authentiek bevonden paspoort en dat het in de eerste plaats op de weg van de vreemdeling ligt om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op een frauduleuze wijze is verkregen. Uit deze uitspraak volgt dat van eiser mag worden verwacht dat hij alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van de Keniaanse autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het Keniaanse paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of zij eiser als hun onderdaan beschouwen. De Afdeling heeft in overweging 4 van deze uitspraak toegelicht hoe een vreemdeling dit kan doen. Zo wijst de Afdeling op contact opnemen met de diplomatieke vertegenwoordiging van het land dat het paspoort heeft afgegeven in een voor hen gangbare taal. Daarnaast moet een vreemdeling de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgen, de gevraagde informatie verstrekken en zo nodig rappelleren. Als een vreemdeling onvoldoende moeite heeft gedaan om een verklaring, als hiervoor bedoeld, van de autoriteiten te verkrijgen, mag de minister ervan uitgaan dat de vreemdeling de nationaliteit heeft die op het paspoort is vermeld. Als een vreemdeling een oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen van de autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort en/of zijn nationaliteit, maar daar desondanks niet in is geslaagd, is het aan de minister om die autoriteiten te benaderen.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat eiser alles heeft gedaan waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van de Keniaanse autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het Keniaanse paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of zij eiser als hun onderdaan beschouwen. De gemachtigde van eiser heeft voor het eerst op [medio december] 2024 in het Engels per e-mail een bericht gestuurd naar de Keniaanse ambassade in Den Haag met de vraag of eiser de Keniaanse nationaliteit bezit. Vervolgens heeft de gemachtigde op [3 maanden in 2025] per e-mail gerappelleerd. In alle drie de e-mails heeft gemachtigde aangegeven dat zij de Keniaanse ambassade meerdere keren telefonisch heeft geprobeerd te bereiken. Dit heeft gemachtigde ook toegelicht ter zitting. Daar voegt zij aan toe dat zij één dag voor de zitting nogmaals de Keniaanse ambassade heeft gebeld, maar wederom geen gehoor kreeg. De rechtbank merkt op dat gemachtigde haar e-mais heeft gericht aan verschillende e-mailadressen van de Keniaanse ambassade. Gemachtigde heeft ter zitting aangegeven nooit een reactie van de Keniaanse ambassade te hebben ontvangen, noch per e-mail, noch telefonisch. Dat de minister stelt dat zij in de besluitvorming geen rekening heeft kunnen houden met deze e-mailwisseling in de besluitvormingsfase en dat het voor risico van eiser komt dat hij zo laat deze mailwisseling heeft ingediend omdat hij het antwoord van de Keniaanse autoriteiten wilde afwachten, doet daar volgens de rechtbank niet aan af. Op grond van artikel 83a van de Vreemdelingenwet [3] omvat de toetsing van de rechtbank immers een volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden.
6.3
De rechtbank stelt vast dat eiser contact met de Keniaanse ambassade heeft gezocht in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal en dat hij heeft gerappelleerd. Een reactie van de Keniaanse autoriteiten is echter uitgebleven. Dat de minister op de zitting stelt dat van eiser nog meer kon worden verwacht en dat hij bijvoorbeeld gebruik had kunnen maken van bijstand van de Keniaanse autoriteiten, wordt niet gevolgd door de rechtbank nu dit niet volgt uit bovengenoemde Afdelingsuitspraak. De rechtbank is van oordeel dat eiser een oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen van de autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort en/of zijn nationaliteit. Nu eiser deze verklaring niet heeft gekregen, is het aan de minister om de autoriteiten te benaderen. Deze beroepsgrond slaagt.
6.4
Daarnaast wijst de rechtbank op het feit dat eiser niet alleen heeft geprobeerd aan te tonen dat hij zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft gekregen, maar ook inspanningen heeft verricht om de door hem gestelde Somalische nationaliteit en identiteit aan te tonen. De rechtbank overweegt daarbij dat de Afdeling het benaderen van diplomatieke vertegenwoordiging in haar uitspraak van 14 maart 2024 als voorbeeld heeft genoemd van een – en dus niet de enige – manier waarop een vreemdeling een oprechte inspanning kan leveren om een verklaring over de echtheid van een paspoort te verkrijgen. In dit geval heeft eiser op 16 december 2024 een verlopen en een geldig Somalisch paspoort bij de minister ingediend voor documentenonderzoek. Daarnaast heeft de gemachtigde van eiser op 5 januari 2025, 13 februari 2025, 17 februari 2025 en 19 februari 2025 een e-mail gestuurd aan de Somalische ambassade. In deze e-mails heeft de gemachtigde de Somalische ambassade verzocht te bevestigen dat eiser de Somalische nationaliteit heeft. In de e-mails heeft de gemachtigde ook aangegeven meerdere keren naar de Somalische ambassade te hebben gebeld, maar geen gehoor te hebben gekregen. Eiser heeft verklaard dat zijn achternaam en geboortedatum op het door hem gestelde frauduleus verkregen Keniaanse paspoort afwijken van die op zijn Somalische paspoort. [4] Ter onderbouwing hiervan heeft eiser in de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor 28 bijlagen ingediend. Ook in beroep heeft eiser meerdere stukken ingediend om dit punt uit zijn asielrelaas te onderbouwen. De rechtbank overweegt dat eiser hiermee inspanningen heeft geleverd om ook op andere manieren aan te tonen dat hij (alleen) Somalisch is en dat hij zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen. De minister zal al deze inspanningen én alle overgelegde stukken bij het nieuw te nemen besluit moeten betrekken.
6.5
Het beroep is reeds hierom gegrond en het besluit zal worden vernietigd.
Grensdetentie
7. Nu het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is, moet de vrijheidsontnemende maatregel worden opgeheven. De zaak kan namelijk niet meer in de grensprocedure worden afgedaan.
7.1
Omdat eiser pas in beroep heeft aangetoond voldoende inspanningen te hebben verricht om aan te tonen dat hij zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toekennen van een schadevergoeding aan eiser.

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de minister op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Naar het oordeel van de rechtbank is dit geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak en alle onderliggende stukken die eiser aan zijn asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
10. Omdat op het beroep is beslist, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
11. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank, in de zaak NL24.50314:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 december 2024;
- draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
De voorzieningenrechter, in de zaak NL24.50315:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De rechtbank/voorzieningenrechter in beide zaken:
- beveelt de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.B. de Boer, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Zie pagina 3 van het aanmeld gehoor en pagina 25 van het nader gehoor.