ECLI:NL:RBDHA:2025:3404

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
09-289064-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van cocaïne

Op 6 juni 2023 vond er een verkeersongeval plaats te Poeldijk, waarbij de verdachte als bestuurder van een bestelbus betrokken was. De verdachte heeft onvoldoende aandacht gehad voor het overige verkeer en heeft niet tijdig ingevoegd, waardoor hij over het verdrijvingsvlak reed en tegen de verhoogde middenberm botste. Dit leidde tot een aanrijding met een andere auto, waarbij het slachtoffer, genaamd [naam], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een diepe snijwond en meerdere aangezichtsfracturen. De verdachte was onder invloed van cocaïne, met een gehalte van 85 microgram per liter bloed. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor twee jaar. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/289064-23
Datum uitspraak: 6 maart 2025
Verstek
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 1 mei 2024 (regie) en 20 februari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Tuinenburg.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de vordering tot schadevergoeding van [naam] .

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 juni 2023 te Poeldijk, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, N213 - Nieuweweg, ter hoogte van hectometerpaal 10.7, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- onvoldoende aandacht te hebben voor het overige verkeer, en/of
- niet tijdig in te voegen, en/of
- te rijden over het verdrijvingsvlak, en/of
- ( vervolgens) over de verhoogde middenberm te rijden en/of
- ( vervolgens) op de andere weghelft te raken,
waardoor een ander (genaamd [naam] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snijwond verticaal over het gehele voorhoofd, en/of meerdere aangezichtsfracturen doorlopend tot in de schedelbasis met minimaal intracanieel lucht en fractuur processus transversum C7 of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 juni 2023 te Poeldijk, gemeente Westland als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, N213 - Nieuweweg ter hoogte van hectometerpaal 10.7,
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het overige verkeer, en/of
- niet tijdig heeft ingevoegd, en/of
- heeft gereden over het verdrijvingsvlak, en/of
- ( vervolgens) over de verhoogde middenberm is gereden en/of
- ( vervolgens) op de andere weghelft is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 6 juni 2023 te Poeldijk, gemeente Westland een voertuig, te weten een bedrijfsauto, heeft bestuurd, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 85 mg cocaïne per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde, in die zin dat er sprake is van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De officier van justitie heeft tevens gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 2 tenlastegelegde.
3.2.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023171961, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 71), dan wel naar de hierna bij naam genoemde bijlagen.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
1. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 6 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 20):
V: Wat is er volgens u gebeurd?
A: Ik was in gedachten. Ik was had last van vermoeidheid en was met mijn hoofd ergens anders en toen opeens was er een aanrijding.
V: Wie is er volgens u schuldig aan het ontstaan van het verkeersongeval?
A: Ik neem aan ik. Daar ga ik vanuit.
V: En waarom gaat u daarvan uit?
A: Ik heb een paal geraakt, als ik zo de situatie heb bekeken lijkt het mijn schuld.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 59-60):
Op dinsdag 6 juni 2023, omstreeks 16:45 uur reed ik, verbalisant, in vrijetijd in mijn privé auto over de Loosduiseweg te 's-Gravenhage. Aangekomen op de kruising Nieuweweg met de Monsterseweg te Poeldijk, reed de witte bestelbus op de rechterrijstrook voor rechtdoor voor mij de kruising over. Ik zag, dat de witte bestelbus vlak voor het verdrijvingsvlak personenauto's voor hem ging inhalen. Ik zag, dat hij hierbij over het verdrijvingsvlak reed. Ik zag, dat hij vlak voor het einde van het verdrijvingsvlak met zijn linker voorwiel tegen de stoeprand van de verhoogde middenberm reed. Ik zag, dat hij hierdoor de verhoogde middenberm opreed en tegen een lantaarnpaal reed. Ik zag dat hij door het raken van de lantaarnpaal naar links reed en terecht kwam op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer en vervolgens tegen een aldaar rijdende personenauto aan botste. Ik zag [de rechtbank begrijpt: hoorde] dat dit met een harde knal was. Ik ben hierop naar de personenauto gerend waar de witte bestelbus tegen aan was gereden en heb eerste hulp verleend aan de inzittende. Ik zag dat bij de vrouw achter de bestuurder haar gehele gezicht onder het bloed zat. Ik zag dat ze ook erg verward reageerde op vragen die ik haar stelde.
3. Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van de traumachirurg van Haaglanden Medisch Centrum van 7 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 66-67):
Betreft: Mw. [naam]
Bovengenoemde patiënte bezocht op 6-6-2023 de afdeling Spoedeisende hulp voor het specialisme Traumachirurgie.
Conclusie:
Laceratie voorhoofd en wang Li wv approximerende hechtingen
Auto-ongeval met daarbij multipele aangezichtsfracturen doorlopend tot in schedelbasis met minimaal intracranieel lucht en fractuur processus transversum C7 links.
4. Het proces-verbaal van rijden onder invloed, opgemaakt op 25 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 10-11):
Op dinsdag 6 juni 2023 om 17:00 uur kregen wij kennis van een verkeersongeval op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de N213 ter hoogte van hectometerpaal 10.7 linker rijbaan, Poeldijk, binnen de gemeente Westland.
Op dinsdag 6 juni 2023 om 18:51 uur, heeft de arts in aanwezigheid van ons de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Ik heb de buisjes bloed in de voorgeschreven verpakking, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Tevens heb ik het opdrachtformulier Toxicologisch onderzoek voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TACM9561NL.
5. Het geschrift, te weten een rapport van Eurofins van 17 juli 2023 met zaaknummer F.NFI.23.03996, voor zover inhoudende (p. 32-33):
Aangewezen stof: cocaïne
Meetbare stof: cocaïne
Eindresultaat in bloed met TACM9561NL: 85
Rapportage eenheid: microgram per liter
3.3.
Bewijsoverwegingen
Het ongeval
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 6 juni 2023 reed de verdachte als bestuurder van een bestelbus op de Nieuweweg in Poeldijk. De verdachte heeft vlak voor een verdrijvingsvlak, personenauto’s voor hem ingehaald, en reed daarbij uiteindelijk over het verdrijvingsvlak, omdat hij niet meer tijdig kon invoegen. Vervolgens is hij met zijn linker voorwiel tegen de stoeprand van de verhoogde middenberm gereden, waarna hij de verhoogde middenberm op reed en tegen een lantaarnpaal aan kwam. Daarna is hij terechtgekomen op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer en tegen een rijdende personenauto gebotst. Het slachtoffer [naam] zat achterin deze personenauto en heeft ten gevolge van deze botsing een diepe snijwond over haar voorhoofd, meerdere aangezichtsfracturen doorlopend tot in de schedelbasis en een gebroken nekwervel opgelopen.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), en zo ja welke schuldgradatie het handelen van de verdachte oplevert. Ook dient de rechtbank te beantwoorden of het letsel van het slachtoffer kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast is aan de orde of de verdachte artikel 8 WVW 1994 heeft overtreden.
Rijden onder invloed
De rechtbank stelt allereerst vast dat de verdachte onder invloed van 85 microgram cocaïne per liter bloed zijn auto heeft bestuurd, gelet op het door een toxicoloog verrichte onderzoek naar het bloed van de verdachte. Het onder 2 ten laste gelegde feit acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW 1994, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank hier het geval gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijke onvoorzichtigheid tot roekeloosheid als de zwaarste vorm van schuld. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid van de verdachte. Uit vaste rechtspraak volgt dat het bij de beoordeling van de vraag of sprake is van schuld gaat om het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat van roekeloosheid in de zin van artikel 6 WVW 1994 geen sprake is, zodat de verdachte van dat deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken. De verdachte heeft onvoldoende oog gehad voor het verkeer door vlak voor een verdrijvingsvlak auto’s in te halen waardoor hij op het verdrijvingsvlak niet op tijd meer in kon voegen op de rechterrijstrook en tegen de middenberm aan is gereden. Hierdoor raakte hij op de andere weghelft en is hij in botsing gekomen met een auto. Bovendien reed de verdachte ook onder invloed van cocaïne. De rechtbank komt op basis hiervan tot de conclusie dat de verdachte “zeer onvoorzichtig en onoplettend” heeft gereden, in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Zwaar lichamelijk letsel
Het lichamelijk letsel dat het slachtoffer ten gevolge van de aanrijding heeft opgelopen, in het bijzonder de schedelbasisfractuur en de gebroken nekwervel, wordt door de rechtbank aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, gelet op de aard en ernst van het letsel en het langdurige herstel. Uit de verklaring van de man van het slachtoffer op de terechtzitting blijkt dat zij nog steeds niet is hersteld en blijvend letsel heeft opgelopen van de gebroken nekwervel.
Conclusie
De rechtbank komt, gelet op het voorgaande, tot de conclusie dat het verkeersgedrag van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend in de zin van artikel 6 WVW 1994 is aan te merken en dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, terwijl de verdachte onder invloed was van cocaïne, en dat [naam] als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Feit 1 (primair) en feit 2 kunnen dus worden bewezen.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 6 juni 2023 te Poeldijk, gemeente Westland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, N213 - Nieuweweg, ter hoogte van hectometerpaal 10.7, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- onvoldoende aandacht te hebben voor het overige verkeer, en
- niet tijdig in te voegen, en
- te rijden over het verdrijvingsvlak, en
- vervolgens over de verhoogde middenberm te rijden en
- vervolgens op de andere weghelft te raken,
waardoor een ander genaamd [naam] zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snijwond verticaal over het gehele voorhoofd, en meerdere aangezichtsfracturen doorlopend tot in de schedelbasis met minimaal
intracranieellucht en fractuur processus transversum C7 werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op 6 juni 2023 te Poeldijk, gemeente Westland een voertuig, te weten een bedrijfsauto, heeft bestuurd, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed 85
microgramcocaïne per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemde Besluit, bij die stof afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twee jaren.
6.2.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft als bestuurder van een bestelbus een verkeersongeval veroorzaakt terwijl hij onder invloed was van cocaïne, ten gevolge waarvan [naam] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte is door gevaarlijk rijgedrag op de andere weghelft terecht gekomen en in botsing gekomen met een andere auto. Hij heeft geen oog gehad voor de veiligheid van hemzelf en zijn medeweggebruikers en hiermee heeft hij zijn verantwoordelijkheid als weggebruiker ernstig veronachtzaamd. Tot de dag van vandaag ondervindt het slachtoffer nog gevolgen van het ongeval. Zoals de man van het slachtoffer op de terechtzitting heeft verklaard, heeft zij blijvend letsel aan haar nek opgelopen en is zij tot op heden niet in staat om te werken. De verdachte is niet op de terechtzitting verschenen om zich voor zijn gedrag te verantwoorden. Volgens het dossier zou hij wel een brief aan het slachtoffer hebben geschreven, maar de inhoud daarvan is onbekend. Daarmee blijft onduidelijk of de verdachte de ernst van zijn handelen inziet, en of hij spijt heeft. Een en ander rekent de rechtbank de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 januari 2025, waaruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. In november 2018 is de verdachte door het gerechtshof Den Haag veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol.
Straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW. De rechtbank heeft bij het opleggen van straffen rekening gehouden met het feit dat er sprake is van eendaadse samenloop tussen feit 1 primair en feit 2.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank vindt het ook noodzakelijk dat de verdachte gedurende een langere periode niet als bestuurder mag deelnemen aan het gemotoriseerd verkeer.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van twee jaren passend en geboden. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.De vordering van de benadeelde partij

[naam] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 10.460,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 460- aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
de eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van
2 (TWEE) JAREN;
de vordering van de benadeelde partij;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Kuijper, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. N.F.R. de Rooij, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.I. Ostendorf, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 maart 2025.