ECLI:NL:RBDHA:2025:3397

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
24/8125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door het ministerie van Justitie en Veiligheid

Op 22 september 2024 hebben eisers, [eiser 1], [eiser 2] en [eiseres], beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, het ministerie van Justitie en Veiligheid, op hun bezwaar van 23 april 2024. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om gedingstukken en een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het beslissen op het bezwaar is verstreken. Eisers hebben verweerder op 21 juni 2024 in gebreke gesteld en meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar. Tevens is verweerder een bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- opgelegd, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers op 14 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/8125

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] en [eiseres] , te [woonplaats] , eisers,

en

het minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 22 september 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op het bezwaar van 23 april 2024 (het bezwaar).
Verweerder is in de gelegenheid gesteld de gedingstukken en een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. De rechtbank stelt op basis van de overgelegde stukken vast dat de termijn waarbinnen op het bezwaar diende te worden beslist, is verstreken. Eisers hebben verweerder op 21 juni 2024 in gebreke gesteld en meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaar. Niet gebleken is dat verweerder alsnog heeft beslist op het bezwaar.
4. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. Verweerder is een maximale bestuurlijke dwangsom van € 1442,- verschuldigd. [3]
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op het bezwaar van eisers, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. [4]
7. Verweerder moet een rechterlijke dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [5] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op het bezwaar;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
F.J. Leegstraten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 4:17, derde lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.