ECLI:NL:RBDHA:2025:3382
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende afwijzing asielaanvraag
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag van verzoekster op 30 augustus 2024 afgewezen, waarna verzoekster bezwaar heeft gemaakt. De minister heeft op 29 januari 2025 beslist op het bezwaarschrift, maar verzoekster heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing. Hierdoor is het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk kan beoordelen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.