ECLI:NL:RBDHA:2025:3375

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
I: C/09/680392 / FA RK 25-1182 II: C/09/680530 / JE RK 25-299
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voogdij en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe achtergrond

Op 27 februari 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking uitgesproken over de voorlopige voogdij en een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in Marokko in 2011. De zaak is gestart op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige, die in verwaarloosde toestand in Nederland is aangetroffen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag niet wordt uitgeoefend en dat de minderjarige geen contact heeft met zijn ouders. De Raad heeft verzocht om voorlopige voogdij en een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing, omdat de minderjarige zich niet houdt aan veiligheidsafspraken en suïcidale uitspraken doet. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, belast met de voorlopige voogdij en een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp tot 17 mei 2025. De kinderrechter benadrukt het belang van informatie-uitwisseling tussen Nederlandse en Belgische autoriteiten om de situatie van de minderjarige te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer I: C/09/680392 / FA RK 25-1182
Zaaknummer II: C/09/680530 / JE RK 25-299
Datum uitspraak: 27 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over:
I.
de voorlopige voogdij (ex artikel 1:241 van het Burgerlijk Wetboek)
II.
een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van de respectievelijk op 18 februari 2025 (I) en op 19 februari 2025 (II) binnengekomen verzoeken van
Raad voor de Kinderbescherming,Locatie Den Haag,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 in Marokko, [1]
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat mr. J. Looman te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 17 februari 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank buiten kantooruren mondeling de voorlopige voogdij over [minderjarige] tot 18 februari 2025 17:00 uur uitgesproken.
1.2.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 18 februari 2025 is de op 17 februari 2025 uitgesproken voorlopige voogdijmaatregel bevestigd, en is de gecertificeerde instelling bij wijze van spoedvoorziening belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] van 18 februari 2025 tot 3 maart 2025. De mondelinge behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.3.
Bij beschikking van 19 februari 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 3 maart 2025, en is de mondelinge behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden.
1.4.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift (I) met bijlagen, ontvangen op 18 februari 2025;
  • het verzoekschrift (II) met bijlagen, ontvangen op 19 februari 2025;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 27 februari 2025;
  • het ter zitting door de gecertificeerde instelling voorgelezen stuk, nadien ingediend door de Raad, ontvangen op 3 maart 2025.
1.5.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van [minderjarige] ;
- [naam 1] , namens de Raad;
- [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige] was bij aanvang van de zitting via videoverbinding, met zijn begeleider [naam 3] , aanwezig. De videoverbinding is door de kinderrechter verbroken nadat [minderjarige] doodsbedreigingen uitte naar de aanwezigen.
1.6.
De kinderrechter heeft [minderjarige] voorafgaand aan de zitting naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover, via videoverbinding, een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Voor zover de kinderrechter uit de beschikbare stukken kan afleiden, wordt het
ouderlijk gezag over [minderjarige] niet uitgeoefend.
2.2.
[minderjarige] verblijft op een gesloten groep van [instelling 1] .

3.Het verzoek

Voorlopige voogdij (I)
3.1.
De Raad verzoekt de gecertificeerde instelling te belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige] . De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. [minderjarige] is op 17 februari 2025 door de politie aangehouden wegens het niet kunnen tonen van een identiteitsbewijs. Vooralsnog is er – anders dan wat [minderjarige] zelf heeft verteld – niets over hem bekend. [minderjarige] heeft verteld dat hij in Marokko geboren is, zijn vader van Senegalese afkomst is, en zijn moeder van Belgische afkomst. Volgens [minderjarige] heeft zijn moeder nooit goed voor hem kunnen zorgen en zou zij psychische problemen hebben. Ook geeft hij aan dat hij nog nooit naar school is geweest en dat hij niet kan lezen of schrijven. De Raad heeft grote zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] en de tijd die hij alleen heeft doorgebracht. [minderjarige] zwierf, had hele slechte hygiëne, stal om aan voedsel en kleding te komen, en gebruikte middelen. Zijn moeder zou in Spanje wonen, zijn vader in Tanzania. [minderjarige] zegt met geen van zijn ouders contact te hebben en hij zou ook geen contactgegevens van zijn ouders hebben. De afgelopen jaren heeft [minderjarige] naar eigen zeggen in België gewoond en verbleef hij tot voor kort met zijn stiefvader in kraakpanden. Zijn stiefvader is enkele weken geleden opgepakt en is vast komen te zitten, waarna [minderjarige] enige tijd heeft rondgezworven en uiteindelijk in Nederland terecht is gekomen, aldus [minderjarige] .
3.3.
Dit maakt dat de Raad een voorlopige voogdijmaatregel dringend en onverwijld noodzakelijk acht om in de gezagsuitoefening van [minderjarige] te voldoen en hem op een veilige plaats te kunnen laten verblijven. Het is noodzakelijk dat uitgezocht wordt waar de ouders van [minderjarige] zijn en dat zicht komt op de opvoedsituatie en ontwikkeling van [minderjarige] . De Raad is van mening dat een voorlopige voogdijmaatregel noodzakelijk is om in het belang van [minderjarige] de voor hem noodzakelijke beslissingen te maken en de mogelijkheden voor een terugkeer naar België of naar één van zijn ouders te onderzoeken, en zo nodig in gang te kunnen zetten. Tevens kan de voorlopige voogdijmaatregel dienen om zicht te krijgen op [minderjarige] en op zijn welbevinden. De Raad verzoekt om Stichting Leger des Heils te belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige] .
Machtiging gesloten uithuisplaatsing (II)
3.4.
De Raad verzoekt tevens een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden.
3.5.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Het is op dit moment onduidelijk wie [minderjarige] is, waar hij vandaan komt en wat hij heeft meegemaakt. Omdat [minderjarige] zich niet hield aan de veiligheidsafspraken op de open groep van [instelling 2] waar hij verbleef en voor steeds meer onveiligheid zorgde, kon hij hier niet langer blijven. [minderjarige] vertoont achterdochtig gedrag en bedreigde de groepsleiding en de jongeren die op de groep verblijven. Hij laat zich hierbij niet aanspreken op zijn gedrag. Ook heeft hij met een glasscherf een ander kind verwond en anderen bedreigd. Daarnaast doet [minderjarige] suïcidale uitspraken, waardoor er zorgen zijn over zijn mentale gesteldheid. [minderjarige] is bovendien verslaafd aan blowen en medicatie. Ook zijn er zorgen over de hygiëne van [minderjarige] , aangezien hij ernstig verwaarloosd en vervuild was aangetroffen. Alle betrokken partijen geven aan nog niet eerder een jongen met dergelijke complexe gedragsproblematiek te hebben meegemaakt, waardoor een open groep niet passend is voor hem. De Raad kan zich voorstellen dat [minderjarige] door de ernstige verwaarlozing die hij heeft meegemaakt en de manier waarop hij de afgelopen tijd heeft geleefd, zich zeer onveilig voelt en hierdoor mogelijk ook continu het gevoel heeft dat hij opnieuw moet vluchten. De Raad is van mening dat [minderjarige] nu eerst in veiligheid gesteld moet worden middels een gesloten plaatsing, om hem vanuit hier te stabiliseren. De Raad is daarnaast van mening dat [minderjarige] gezien moet worden door een arts en/of psychiater om een inschatting te kunnen maken van zijn mentale en fysieke gezondheid. De komende tijd zal nader onderzoek moeten worden gedaan naar [minderjarige] ’s situatie. Het is noodzakelijk dat [minderjarige] gedurende deze tijd in de veilige kaders van de geslotenheid verblijft.

4.De standpunten

4.1.
De advocaat van [minderjarige] heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij ernstige zorgen heeft over het welzijn van [minderjarige] en dat er sprake is van een zeer schrijnende situatie. [minderjarige] lijkt in zeer zware omstandigheden te zijn opgegroeid, en het is van belang dat hij wordt geholpen. Het is hierbij noodzakelijk dat hij gesloten geplaatst wordt, waarbij de aandacht dient te liggen bij hulpverlening voor zijn mentale en fysieke gezondheid.
4.2.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht grote zorgen te hebben over [minderjarige] en zijn gedrag. Alle betrokken partijen zijn hard bezig om te achterhalen wie [minderjarige] is, waar hij vandaan komt en wie het gezag over hem uitoefende. Dit blijkt echter een lastige opgave te zijn in het kader van de Algemene verordening gegevensbescherming. De gecertificeerde instelling is van mening dat [instelling 1] mogelijk niet de meest passende plaats is voor [minderjarige] , gezien zijn zelfbepalende gedrag en het gevaar dat hij veroorzaakt voor de begeleiders en andere kinderen. [instelling 3] zou mogelijk passender zijn voor hem.

5.De beoordeling

Bevoegdheid van de kinderrechter
5.1.
Vanwege het verhaal dat [minderjarige] heeft verteld over zijn afkomst, zijn ouders, zijn verblijf in België en zijn komst naar Nederland, draagt deze zaak een internationaal karakter. De eerste door de kinderrechter te beantwoorden vraag is dan ook of hij bevoegd is kennis te nemen van de verzoeken van de Raad.
5.2.
Artikel 15, eerste lid, Brussel II ter bepaalt, [2] voor zover hier van belang, dat de gerechten van een lidstaat in spoedeisende gevallen bevoegd zijn om voorlopige en bewarende maatregelen te nemen betreffende een kind dat zich in die lidstaat bevindt. De kinderrechter is van oordeel dat van een dergelijk spoedeisend geval sprake is, gelet op wat hij hierna overweegt onder 5.4. De kinderrechter is daarom van oordeel dat hij bevoegd is om van de verzoeken van de Raad kennis te nemen. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 past de kinderrechter het Nederlandse recht toe. [3]
Voorlopige voogdij (I)
5.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk om in de gezagsuitoefening van [minderjarige] te voorzien (artikel 1:241 van het Burgerlijk Wetboek).
5.4.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. [minderjarige] is op 17 februari 2025 in Nederland in verwaarloosde toestand aangetroffen, zonder ouders, zonder begeleiding, zonder coherent verhaal, zonder mogelijkheden om hem te identificeren, waarbij grote zorgen bestonden – en nog steeds bestaan – over zijn fysieke en mentale gesteldheid. Onduidelijk is of hij onder wettelijk gezag staat, maar ook als dat wel het geval is, dan wordt dat gezag niet over hem uitgeoefend. Het is onbekend wie de ouders van [minderjarige] zijn en waar zij op dit moment verblijven. De stiefvader waar [minderjarige] een periode bij zou hebben verbleven, zou zijn opgepakt en zit vast. Tot op heden is het de instanties niet gelukt om een naaste te vinden die zich over hem wil en kan ontfermen. Niet alleen bestaan grote zorgen over de huidige situatie, maar ook over de schrijnende situatie waarin [minderjarige] is opgegroeid en die zich lijkt te hebben gekenmerkt onder andere door afwezigheid van opvoeders, een totaal gebrek aan veiligheid en stabiliteit, verblijf in kraakpanden, en aanwezigheid van drugs (volgens [naam 2] vertoonde [minderjarige] tijdens zijn verblijf bij [instelling 2] ontwenningsverschijnselen). Uitgezocht moet worden wie [minderjarige] is, waar hij (binnen België) vandaan komt en of hij terug kan. Ook zullen in de tussentijd belangrijke en ingrijpende beslissingen genomen moeten worden, waaronder beslissingen over in te zetten hulpverlening.
5.5.
Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter de gecertificeerde instelling belasten met de voorlopige voogdij. De gecertificeerde instelling heeft zich bereid verklaard om deze op zich te nemen.
5.6.
De kinderrechter merkt op dat de voorlopige voogdij vervalt op 17 mei 2025, tenzij voor die tijd om een voorziening in het gezag over de [minderjarige] is verzocht (artikel 1:241, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek).
5.7.
Ten overvloede merkt de kinderrechter nog het volgende op. Tijdens de zitting is besproken dat op dit moment de informatie-uitwisseling tussen de Nederlandse en Belgische autoriteiten en instanties moeizaam verloopt. De kinderrechter benadrukt dat het in het belang is van [minderjarige] dat er zo snel mogelijk een duidelijk beeld over hem ontstaat en over hoe hij het beste geholpen kan worden. De kinderrechter doet dan ook een dringend beroep op alle betrokken partijen – zowel in Nederland als in België – om voortvarend te werk te gaan wat betreft de informatie-uitwisseling.
Machtiging gesloten uithuisplaatsing (II)
5.8.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [4]
5.9.
De kinderrechter overweegt daartoe dat er grote zorgen zijn over het fysieke en mentale welzijn van [minderjarige] . [minderjarige] heeft veel instabiliteit en onveiligheid gekend en is naar eigen zeggen nooit naar school geweest. Duidelijk is geworden dat [minderjarige] zeer zelfbepalend is, geen gezag erkent, en een gevaar is voor zichzelf en anderen. Hij doet suïcidale uitspraken, bedreigt de groepsleiding en andere aanwezige kinderen, en heeft tijdens zijn verblijf bij [instelling 2] een kind ernstig verwond met een glasscherf. Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] verteld dat hij terug wil naar België. Gelet ook op de eerdere verhalen van [minderjarige] en de toelichting van de Raad tijdens de zitting, ziet de kinderrechter een groot risico dat [minderjarige] zich zal onttrekken aan hulpverlening, met alle gevolgen van dien voor zijn veiligheid en die van anderen. Tegen deze achtergrond is het noodzakelijk dat hij in een gesloten setting verblijft. Op dit moment is dat [instelling 1] , maar mogelijk is [instelling 3] een betere plek voor hem. Het is hoe dan ook van belang dat [minderjarige] de komende periode veilig blijft, hopelijk (met hulpverlening) kan stabiliseren, en dat vanuit die situatie verder onderzocht kan worden welke vervolgstappen het meest in zijn belang zijn.
5.10.
De kinderrechter zal een machtiging verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp gedurende de periode waarin het zeker is dat de gecertificeerde instelling de voorlopige voogdij heeft over [minderjarige] , te weten tot 17 mei 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van verzoek I met zaaksnummer C/09/680392 / FA RK 25-1182:
6.1.
belast Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met de voorlopige voogdij over [minderjarige] ;
6.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad
ten aanzien van verzoek II met zaaksnummer C/09/680530 / JE RK 25-299:
6.3.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 17 mei 2025;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025 door mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 4 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Ten tijde van het wijzen van deze beschikking heeft nog geen persoonsverificatie van het kind plaats kunnen vinden. De in deze beschikking opgenomen gegevens worden door alle betrokken instanties gehanteerd.
2.EU-Verordening 2019/1111 van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering.
3.Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen.
4.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).