Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, het college
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
1.2 Deze gang van zaken heeft uiteindelijk geleid tot het primaire besluit van 30 augustus 2022, waarbij de uitkering van eiser bij wijze van maatregel met 100 % gedurende de maand september 2022 is verlaagd. Het college heeft dit besluit na heroverweging in bezwaar gehandhaafd.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van het college dat eiser door de proefplaatsing bij Solid Works te weigeren, de verplichting om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, zoals bedoeld in artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de Pw, niet is nagekomen.
3. Eiser heeft het standpunt van het college gemotiveerd bestreden. Hij betwist dat hij de proefplaatsing heeft geweigerd. Hij is zich bewust van de consequenties van werkweigering. Hij doet vrijwilligerswerk bij "Mensen van Overal" en bij Xtra. Hieruit blijkt volgens hem zijn bereidheid om te werken. Volgens de motivering van het bestreden besluit heeft eisers werkconsulent hem op 29 augustus 2022 (om 11:41 uur) gebeld, maar nam eiser niet op. Eiser kon niet direct opnemen, maar heeft vrijwel direct daarna (om 12:18 uur) teruggebeld. Op 5 september 2022 heeft eiser op 9:26 uur en 10:13 uur, het WSP gebeld om aan de werkconsulent door te geven dat hij graag bij Induflex wilde werken. De werkconsulent was niet aanwezig. Eiser heeft daarom bij de medewerkers een bericht achtergelaten. Op dezelfde dag belde de werkconsulent terug en heeft eiser gezegd dat hij aan de heer Waser moest doorgeven dat hij graag wilde werken voor Induflex. Vervolgens heeft eiser een e-mail aan hem verzonden. Op grond van het bovenstaande heeft het college ten onrechte een maatregel opgelegd. De inhouding heeft zeer ingrijpende gevolgen voor eiser. Betrokkene is vader van twee kinderen en is nu genoodzaakt om een lening af te sluiten, zodat de vaste lasten kunnen worden betaald. Hierdoor ontstaat er onterecht een nieuwe schuld. Eiser doet een beroep op de hardheidsclausule en stelt dat de hem tegengeworpen gedraging hem niet kan worden verweten. Het bestreden besluit is gezien het voorgaande in strijd met de ratio van de wet, het zorgvuldigheidsbeginsel en een of meerdere beginselen van het behoorlijk bestuur.
4. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt.
4.1 Artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Pw verplicht (samengevat) de bijstandsgerechtigde om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling (…).
4.2 De uitkering van een belanghebbende wordt bij wijze van maatregel verlaagd, wanneer hij geen gebruik maakt van een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Dat staat in artikel 18, vierde lid, onder h, van de Pw.
4.3 De verlaging van de uitkering bedraagt in dat geval 100 % gedurende één maand. Dat staat in artikel 18, vijfde lid, van de Pw, in samenhang met artikel 11 van de Afstemmingsverordening Rijswijk Pw, IOAW en IOAZ Rijswijk 2018 (Verordening).
4.4 Wanneer elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, dringende redenen aanwezig zijn, of de gedraging meer dan 12 maanden vóór constatering van die gedraging heeft plaatsgevonden, dan blijft een maatregel achterwege. Dat staat in artikel 18, negende lid, van de Pw en artikel 6, aanhef en onder a, b en c van de Verordening.
4.5 Het opleggen van een maatregel is een belastend besluit. De bewijslast betreffende de verweten gedraging ligt daarom bij verweerder.
4.6 De rechtbank is op basis van het weergegeven feitenoverzicht van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser heeft geweigerd de proefplaatsing op de vacature van technisch tekenaar bij Solid Works te aanvaarden, zonder dat hij daarvoor een geldige reden heeft gegeven. Uit het rapport van het college van 30 augustus 2022 komt naar voren dat eiser de proefplaatsing meerdere malen heeft geweigerd, omdat het volgens hem een gesubsidieerde baan zou zijn. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij in het verleden gesubsidieerd werk heeft gedaan en dat hij dat niet meer wil doen. Ook vond hij de afstand tot het werk te ver. Eiser zegt op 5 september 2022 het WSP te hebben gebeld om door te geven dat hij graag bij Solid Works wilde werken. Zijn werkconsulent was niet aanwezig en dus heeft eiser een bericht bij andere medewerkers van de gemeente achtergelaten. Op dezelfde dag heeft zijn werkconsulent teruggebeld en heeft hij aan eiser gezegd dat hij aan de heer Waser moest doorgeven dat hij graag wilde werken bij Solid Works. Uit wat eiser heeft overgelegd blijkt dat er inderdaad op 5 september 2022 met de gemeente is gebeld, maar niet dat eiser te kennen heeft gegeven dat hij de baan alsnog wilde accepteren. Eiser heeft vervolgens een e-mail hierover gestuurd naar de heer Waser. Uit die e-mail blijkt dat eiser het niet eens is met de opgelegde maatregel. Eiser zegt in die e-mail niet dat hij graag wil werken bij Solid Works.
4.7 De rechtbank is van oordeel dat eiser niet heeft voldaan aan zijn verplichting om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Dit levert een schending op van de geüniformeerde arbeidsverplichting, zoals bedoeld in artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de Pw. Dit leidt ingevolge artikel 18, vijfde lid, van de Pw, in samenhang met artikel 11, eerste lid, van de Verordening, tot een verlaging van de uitkering van 100 % gedurende één maand.
4.8 Eiser heeft betoogd dat de hem tegengeworpen gedraging hem niet kan worden verweten. Hij heeft dit echter niet nader onderbouwd, zodat niet aannemelijk is geworden dat er van zijn kant sprake was van het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid. Ook is niet gebleken dat er sprake was van dringende redenen. Eiser heeft gesteld dat hij vanwege de opgelegde maatregel geld heeft moeten lenen, maar dat heeft hij ook niet nader onderbouwd. Van kennelijke hardheid is evenmin gebleken. En voor zover eiser heeft bedoeld te zeggen dat het college met toepassing van artikel 18, tiende lid van de Pw de maatregel af had moeten stemmen op zijn omstandigheden en zijn mogelijkheden om middelen te verwerven, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat gelet op bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken.
Conclusie en gevolgen5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.