ECLI:NL:RBDHA:2025:3346

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
09-340603-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 november 2021 in Rotterdam, waarbij de verdachte, een man geboren in 1987, seksuele handelingen heeft verricht met een meisje dat op dat moment 15 jaar oud was. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer, aangeduid als [aangeefster], beoordeeld en geconcludeerd dat deze verklaringen authentiek, gedetailleerd en consistent zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [aangeefster], onder andere door verklaringen van haar moeder en chatberichten die zijn aangetroffen. De verdachte heeft ontkend dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van het slachtoffer voldoende bewijs vormen voor de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van € 2.000,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/340603-21
Datum uitspraak: 5 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1987 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 19 februari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A. Kuijpers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.E.S. Heijnen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig haar schriftelijke requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig haar schriftelijke pleitnota – bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastelegde, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen aangeefster [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) en de verdachte.
Ten aanzien van het meest subsidiair tenlastelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de verdachte een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred toekomt.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
1. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [aangeefster] , opgemaakt op 24 november 2021, voor zover inhoudende (p. 627 en 628):
Voornamen: [aangeefster]
Achternaam: [aangeefster]
Geboortedatum: [geboortedatum 2] 2006
Toen kwam er een dag dat [naam 1] tegen mij en [naam 2] zei jullie gaan straks met een man en zijn vrienden chillen en uiteindelijk krijgen jullie daar geld voor. [naam 2] kon uiteindelijk haar huis niet uit. Toen zei [naam 1] tegen mij, kom jij alvast naar Gouda dan. Ik was toen naar Gouda gekomen en [naam 1] kwam mij daar ophalen en naar die auto brengen. Uiteindelijk toen ik in de auto stapte [naam 1] uit. Toen was ik dus met die man. Hij zei dat we naar zijn huis gingen. Toen ik daar was voelde ik eigenlijk al dat het niet goed was.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [aangeefster] , opgemaakt op 13 februari 2023, met proces-verbaalnummer 180 in onderzoek Nachtvogel met onderzoeksnummer DHRCC21019 en BVH nummer 2021341527, voor zover inhoudende:
V: Wat kan je mij vertellen wat er is gebeurd op 10 november 2021 in de woning?
Toen ging hij mij heel vies zoeken
(de rechtbank begrijpt: zoenen)in mijn nek met allemaal speeksel dit was echt heel vies. Ik wilde niet in zijn bed liggen want dan wist ik wat er zou gaan gebeuren. Ik ben toen blijven liggen omdat hij een beetje bleef trekken. Hij trok mijn kleding uit. Hij ging aan hem zitten. Hij ging aan mijn geslachtdeel zitten maar dit wilde ik niet. Hij ging op mij liggen. Hij wilde met zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel zitten. Hij probeerde in mij te gaan maar dit lukte niet.
Toen zat hij aan mijn geslachtsdeel. Eerst aan de buitenkant en dan erin. Hij ging in mijn vagina met zijn vingers. Het stopte omdat hij met zijn piemel in mijn vagina wilde. Ik lag op mijn rug en hij kwam boven op mij liggen.
Hij probeerde zijn piemel in mijn vagina te krijgen. Hij maakte een bepaalde beweging om dit te proberen. Hij is er wel even met zijn piemel in mijn vagina geweest maar het lukte niet goed en daarna ging hij er weer uit. Hij is er wel in geweest maar de beweging om te neuken lukte niet.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 februari 2025, voor zover inhoudende:
[naam 1] heeft een meisje voor mij geregeld. Dat kan op 10 november 2021 zijn geweest. Ik heb haar opgehaald van station Gouda en we zijn naar mijn huis gegaan. We hebben eerst aan de bar gezeten en toen op het bed. Ik heb [naam 1] betaald om seks te hebben met het meisje. Ik heb het meisje ook geld gegeven. Ik heb alleen één keer een meisje opgehaald op station Gouda en dat was [aangeefster] . Toen zijn we in de auto gestapt en zijn we naar mijn huis in Rotterdam gereden.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 10 december 2021, met proces-verbaalnummer 84 in onderzoek Nachtvogel met onderzoeksnummer DHRCC21019 en BVH nummer 2021341527, voor zover inhoudende (p. 362):
De volgende dag vertelde [aangeefster] mij dat ze door dat meisje in een set up is gezet en dat dat meisje haar met een man in een auto heeft gezet en dat die man dingen met haar wilde. Toen [aangeefster] mij dit vertelde was ze heel slecht, ze brak en was heel erg aan het huilen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 december 2021, met proces-verbaalnummer 69 in onderzoek Nachtvogel met onderzoeksnummer DHRCC21019 en BVH nummer 2021341527 voor zover inhoudende (p. 281, 282 en 283):
10-11-2021 10:18 uur
5516: "goeie morgen haai" sorry voor late bericht was gister egt druk". "hier zijn alvast twee fotos".(er worden foto's verstuurd, maar deze zijn niet zichtbaar) "Zijn gwn mooie dames' die ene dies jou voor s denk ik netjes wel mocro goeie".
4211: "hoe oud is deze. Deze is voor mij wollah goeie. mocros nog heb stuur voor mij je als meer he". Maar deze is goeie wollah".
5516: "die mocro ze is 17" mhm ze kunnen allebei vandaag. die nigger en deze. Ik zei hun dat straks gouda moet komen. kom jy ze hier dan hale".
4211: "alleen me strakd oke voor zelf kom halen ik"
5516: "oke"
4211 : "die zie boys vanavond"
5516: "is goed"
4211 : "mocro ik kom halen maar"
5516: "Ze kunnen a 2 u. alleen haar. Neem ook gelijk die nigger mee". Want heb ze al gezegd".
5516: "oki, terug me eey bi". Ewa whats gebeurd, waar is die dame
4211: "(stuurt weer bestanden, niet zichtbaar)
5516: "kanni luistere nu. Is ze bij jou weg".
4211: "ja" luistet zo".
Opmerking verbalisant:
[aangeefster] heeft verklaard dat de afspraak 2 of 3 weken geleden plaats heeft gevonden. Als er 2 weken terug wordt gerekend dan is het 10-11-2021. In dit gesprek wordt gesproken over een 17 jarige mocro. [aangeefster] heeft verklaard dat zij zich voor heeft gedaan als 17 jarige. [aangeefster] lijkt op een Marokkaans meisje. In dit gesprek wordt door [naam 1] aangegeven dat zij “aan hun” heeft gezegd dat ze eerst naar Gouda moesten komen. [aangeefster] heeft verklaard dat [naam 3] haar vroeg om naar Gouda te komen. En dat de afspraak voor haar en [naam 2] was gemaakt. Er wordt ook gesproken over een “nigger”. Het is mij ambtshalve bekend dat met het woord “nigger” mensen met een negroïde huidskleur worden bedoeld. Het is mij ambtshalve bekend dat [naam 2] een negroïde huidskleur heeft.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Voldoende bewijs?
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank het volgende voorop. Zedenzaken zijn bewijstechnisch lastige zaken en kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (gestelde) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Veelal is het ook zo dat de (belastende) verklaring van het vermeende slachtoffer lijnrecht tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte staat. Getuigen van de gebeurtenissen zelf zijn er vaak niet.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (zie in dit verband ook de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, o.a. ECLI:NL:HR:2020:637).
Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. Tussen de verklaringen van het vermeende slachtoffer en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank zal eerst toetsen of de verklaringen van [aangeefster] op zichzelf beschouwd betrouwbaar kan worden geacht. De rechtbank zal – indien zij tot de conclusie komt dat die verklaring betrouwbaar is – vervolgens beoordelen of de verklaring van [aangeefster] in voldoende mate wordt gesteund door ander bewijs.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster]
De verklaringen van [aangeefster] komen in de kern erop neer dat zij, door tussenkomst van de medeverdachte [naam 2] , tegen haar wil en tegen betaling seksuele handelingen heeft verricht met de verdachte.
De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van [aangeefster] onvoldoende betrouwbaar zijn, omdat zij wisselend zou hebben verklaard over de seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden en over de aanloop naar de ontmoeting met de verdachte. Ook zou [aangeefster] wisselend hebben verklaard over of de verdachte bij haar is binnendrongen met zijn penis. Volgens de verdachte zou hij, toen zij eenmaal bij hem thuis waren aangekomen, hebben gemerkt dat [aangeefster] geen seksuele toenadering zocht. Vervolgens heeft [aangeefster] op enig moment gebeld met [naam 1] . Na dat gesprek zou [aangeefster] 180 graden zijn gedraaid en zou ze opeens wel seks met de verdachte willen hebben. De verdachte voelde zich hier volgens zijn verklaring niet goed bij en heeft [aangeefster] naar haar woning in Den Haag gebracht. Daarbij heeft verdachte geld gegeven aan [aangeefster] , met de bedoeling dat [naam 1] zou denken dat er wel degelijk seks zou hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en [aangeefster] .
De rechtbank overweegt dat de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster] dient plaats te vinden aan hand van onder meer de authenticiteit, concreetheid en gedetailleerdheid daarvan. Daarbij is ook van belang of de verklaringen consistent zijn.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verklaringen van [aangeefster] authentiek, gedetailleerd en consistent zijn. Zij neemt daarbij het volgende in aanmerking.
[aangeefster] vertelt uitvoerig over hoe de ontmoeting met verdachte tot stand is gekomen, hoe de woning van verdachte eruit zag, hoe hij aan haar vagina heeft gezeten en hoe hij probeerde om bij haar binnen te dringen, dat dit niet lukte en dat de verdachte zichzelf vervolgens heeft afgetrokken. [aangeefster] vertelt in haar eerste verklaring bij de politie dat de verdachte haar heeft gezoend “en dat soort dingen”, zijn kleding heeft uitgetrokken en haar kleding ook probeerde uit te trekken en zichzelf heeft afgetrokken, maar dat ze geen seks hebben gehad. In haar tweede verklaring verklaart [aangeefster] meer gedetailleerd over de seksuele handelingen. Ze vertelt opnieuw dat de verdachte haar heeft gezoend, dat hij zijn kleren uit heeft getrokken, dat hij ook haar kleren uit heeft getrokken en dat hij zichzelf heeft afgetrokken. Daarnaast vertelt ze dat hij ook aan haar geslachtsdeel heeft gezeten en dat hij heeft geprobeerd om met zijn penis bij haar binnen te dringen. Op 13 februari 2023 verklaart ze bij de politie nogmaals over deze handelingen en vertelt ze nog meer gedetailleerd dat hij aan haar clitoris heeft gezeten, met zijn vingers in haar vagina is gegaan en ook even met zijn penis in haar vagina is geweest, maar dat het niet lukte en er weer uit ging.
De rechtbank is van oordeel dat [aangeefster] gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de aard van de seksuele handelingen. [aangeefster] beschrijft steeds concreter dezelfde gebeurtenissen. Dat [aangeefster] eerst tegen de politie heeft gezegd dat ze geen seks heeft gehad met de verdachte maakt het voorgaande niet anders, nu de definitie van “seks” voor iedereen anders is en het niet per definitie tegenstrijdig is aan haar verklaring dat hij probeerde om zijn penis in haar vagina te stoppen, maar dit niet goed lukte en zijn penis er weer uit heeft gehaald. [aangeefster] heeft in haar verklaringen ook steeds aangegeven dat zij op verschillende manieren heeft aangegeven dat de afspraak was dat zij alleen zouden chillen en dat zij daar niet was voor seks. Ondanks dat zij meerdere malen heeft aangegeven dat zij wilde dat de verdachte zou stoppen en hierbij huilde, zou de verdachte hier geen gehoor aan hebben gegeven en zou hij zijn doorgegaan.
Bovendien maakt het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden of lacunes voorkomen, deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Zulke tegenstrijdigheden of lacunes kunnen goed hun oorzaak vinden in de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht door hevige emoties als gevolg van het delict, het tijdsverloop of de persoon van het slachtoffer. De rechtbank vindt de discrepanties of lacunes die zij ziet in de verklaringen van [aangeefster] niet afdoen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van [aangeefster] betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Steunbewijs
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [aangeefster] . De rechtbank beantwoordt ook die vraag bevestigend en neemt daarbij de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
(i) De verklaring van de moeder van [aangeefster]
De verklaring van [aangeefster] vindt steun in de verklaring van haar moeder dat zij brak en heel erg moest huilen, toen zij vertelde over de ontmoeting met een man die dingen met haar wilde doen. Deze, door de moeder van [aangeefster] , waargenomen emoties passen naar het oordeel van de rechtbank goed bij de door [aangeefster] omschreven ontmoeting met de verdachte.
(ii) De chatberichten en de verklaring van de verdachte
De verklaring van [aangeefster] vindt ook steun in de chatberichten die op de telefoon van [naam 1] zijn aangetroffen, waaruit volgt dat [naam 1] op 10 november 2021 twee foto’s stuurt naar de verdachte van twee verschillende dames. Vervolgens vraagt de verdachte naar de leeftijd van de dame waarop [naam 1] aangeeft dat de “mocro” 17 is. Verdachte geeft hierop aan dat hij de “mocro” komt halen. Vervolgens is later in dat gesprek te lezen dat de dame weg is, dat [naam 1] boos is en zo naar haar huis gaat. De verdediging heeft betoogd dat in dat chatgesprek geen foto’s zijn gestuurd van [aangeefster] en dat zij niet de dame is waar het in dat gesprek overgaat. Nu de verdachte heeft verklaard dat hij één keer een meisje heeft opgehaald op station Gouda en dat dat meisje [aangeefster] was, acht de rechtbank het gelet op de datum van het chatgesprek onaannemelijk dat het gesprek over een andere dame ging. De verdediging heeft ook naar voren gebracht dat [aangeefster] geen Marokkaanse is en dat zij niet lijkt op een “mocro”. Alhoewel de rechtbank geen foto heeft gezien van [aangeefster] , acht de rechtbank het gelet op de verklaring van [aangeefster] dat zij half Algerijns is, niet ondenkbaar dat zij, zo zegt ook de politie, een Marokkaans / Noord-Afrikaans uiterlijk heeft.
De leeftijd van [aangeefster]
De verdachte heeft betoogd dat hij in de veronderstelling was dat [aangeefster] meerderjarig was. Gelet op de inhoud van de chatberichten acht de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk. Bovendien is de leeftijd in artikel 245 Sr geobjectiveerd: het doet er dus niet toe of en in hoeverre verdachte wist hoe oud het slachtoffer was. Een jeugdig persoon moet ook tegen zichzelf worden beschermd. De omstandigheid dat een slachtoffer er wellicht ouder uitziet, zich presenteert als ouder dan twaalf jaar, zelf initiatieven ontwikkelt die leiden tot seksuele handelingen en mogelijk zelf daarin leidend is maakt dat in het licht van het belang van de bescherming van de jeugdigen, niet anders.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte op 10 november 2021 in Rotterdam heeft misbruikt.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit feiten wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 10 november 2021 te Rotterdam met
[aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten het (meermalen)
- zoenen en likken (in de nek) en
- op bed trekken van die [aangeefster] en
- uittrekken van het T-shirt en de broek van die [aangeefster] en
- ( boven) op die [aangeefster] liggen en
- betasten van de vagina en de clitoris van die [aangeefster] en
- brengen van zijn vinger(s) en penis in de vagina van die [aangeefster] .

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen vrijheidsbenemende straf op te leggen. Voorts heeft de verdediging verzocht om bij een voorwaardelijke strafdeel geen reclasseringstoezicht of andere bijzondere voorwaarden op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen bij een destijds 15-jarig meisje. Door zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het jonge slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen het risico genomen dat zij permanent beschadigd raakt in haar (seksuele) ontwikkeling. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenzaken vaak ernstige en langdurige psychische schade kunnen oplopen. Uit de verklaringen die het slachtoffer heeft afgelegd en uit haar vordering volgt dat dit feit een grote impact op haar heeft gehad. Zij deed dit niet vrijwillig en heeft dit alleen gedaan, omdat zij in een kwetsbare positie zat. Zij zat in een voor haar onbekende woning in een onbekende stad met een persoon die door zijn leeftijd overwicht op haar had. Kinderen op jeugdige leeftijd dienen in hun eigen tempo leren om te gaan met de ontwikkeling op seksueel gebied. Dat is ook de reden dat de wetgever seksueel contact tussen volwassenen en kinderen onder de zestien jaren strafbaar heeft gesteld.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 januari 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 14 december 2023, waarin wordt geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Uit het advies van de reclassering volgt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat en dat interventies of toezicht niet nodig wordt geacht.
Redelijke termijn
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn, zoals vermeld in artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. De rechtbank stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen twee jaren nadat deze termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dit geval is de redelijke termijn aangevangen met de aanhouding van de verdachte op 21 december 2021. Gelet hierop is de redelijke termijn met een jaar en ruim twee maanden overschreden.
Op te leggen strafGelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van zeventien maanden, passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.000,-. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 november 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
10 november 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangeefster] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (VIJFTIEN) MAANDEN;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] deels toe tot een bedrag van € 2.000,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 november 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangeefster] ;
verklaart de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 2.000,-, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 november 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van
[aangeefster] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
bepaalt dat het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Bouman, voorzitter,
mr. Y.J. Wijnnobel - van Erp, rechter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Özsoy, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 maart 2025.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 november 2021 te Rotterdam en/of elders in Nederland, met
[aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten het (meermalen)
- zoenen en/of likken (in de nek) en/of
- op bed trekken van die [aangeefster] en/of (vervolgens)
- uittrekken van het T-shirt en/of de broek van die [aangeefster] en/of
- ( boven) op die [aangeefster] liggen en/of
- betasten van de vagina en/of de clitoris van die [aangeefster] en/of
- brengen van zijn vinger(s) en/of zijn penis in de vagina van die [aangeefster] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 november 2021 te Rotterdam en/of elders in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- die [aangeefster] met de auto mee te nemen naar zijn woning waardoor zij afhankelijk van hem was om thuis te komen en/of
- tegen die [aangeefster] te zeggen dat hij geld had betaald voor seks en dat het de afspraak was en/of
- het op bed trekken van die [aangeefster] en/of (vervolgens)
- uittrekken van het T-shirt en/of de broek van die [aangeefster] en/of
- ( boven) op die [aangeefster] liggen en/of
- het misbruik maken van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten het (grote) leeftijdsverschil tussen verdachte en die [aangeefster] , [aangeefster] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- zoenen en/of likken (in de nek) en/of
- betasten van de vagina;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 november 2021 te Rotterdam en/of elders in Nederland, met
[aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (meermalen)
- zoenen en/of likken (in de nek) en/of
- op bed trekken van die [aangeefster] en/of (vervolgens)
- uittrekken van het T-shirt en/of de broek van die [aangeefster] en/of
- ( boven) op die [aangeefster] liggen en/of
- betasten van de vagina;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 november 2021 te Rotterdam en/of Gouda en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die toen de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen te plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster]
- ( digitaal) contact heeft gehad met [naam 2] over een seksfafspraak tegen betaling met die [aangeefster] en/of
- een geldbedrag heeft betaald aan [naam 2] voor seks met die [aangeefster] en/of
- die [aangeefster] heeft opgehaald in Gouda en naar zijn woning in Rotterdam vervoerd en/of
- die [aangeefster] geld heeft gegeven en/of
- die [aangeefster] heeft gevraagd [naam 2] te bellen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.