3.4.Bewijsoverwegingen
Voldoende bewijs?
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank het volgende voorop. Zedenzaken zijn bewijstechnisch lastige zaken en kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (gestelde) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Veelal is het ook zo dat de (belastende) verklaring van het vermeende slachtoffer lijnrecht tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte staat. Getuigen van de gebeurtenissen zelf zijn er vaak niet.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (zie in dit verband ook de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, o.a. ECLI:NL:HR:2020:637). Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. Tussen de verklaringen van het vermeende slachtoffer en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank zal eerst toetsen of de verklaringen van [aangeefster] op zichzelf beschouwd betrouwbaar kan worden geacht. De rechtbank zal – indien zij tot de conclusie komt dat die verklaring betrouwbaar is – vervolgens beoordelen of de verklaring van [aangeefster] in voldoende mate wordt gesteund door ander bewijs.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster]
De verklaringen van [aangeefster] komen in de kern erop neer dat zij, door tussenkomst van de medeverdachte [naam 2] , tegen haar wil en tegen betaling seksuele handelingen heeft verricht met de verdachte.
De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van [aangeefster] onvoldoende betrouwbaar zijn, omdat zij wisselend zou hebben verklaard over de seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden en over de aanloop naar de ontmoeting met de verdachte. Ook zou [aangeefster] wisselend hebben verklaard over of de verdachte bij haar is binnendrongen met zijn penis. Volgens de verdachte zou hij, toen zij eenmaal bij hem thuis waren aangekomen, hebben gemerkt dat [aangeefster] geen seksuele toenadering zocht. Vervolgens heeft [aangeefster] op enig moment gebeld met [naam 1] . Na dat gesprek zou [aangeefster] 180 graden zijn gedraaid en zou ze opeens wel seks met de verdachte willen hebben. De verdachte voelde zich hier volgens zijn verklaring niet goed bij en heeft [aangeefster] naar haar woning in Den Haag gebracht. Daarbij heeft verdachte geld gegeven aan [aangeefster] , met de bedoeling dat [naam 1] zou denken dat er wel degelijk seks zou hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en [aangeefster] .
De rechtbank overweegt dat de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster] dient plaats te vinden aan hand van onder meer de authenticiteit, concreetheid en gedetailleerdheid daarvan. Daarbij is ook van belang of de verklaringen consistent zijn.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verklaringen van [aangeefster] authentiek, gedetailleerd en consistent zijn. Zij neemt daarbij het volgende in aanmerking.
[aangeefster] vertelt uitvoerig over hoe de ontmoeting met verdachte tot stand is gekomen, hoe de woning van verdachte eruit zag, hoe hij aan haar vagina heeft gezeten en hoe hij probeerde om bij haar binnen te dringen, dat dit niet lukte en dat de verdachte zichzelf vervolgens heeft afgetrokken. [aangeefster] vertelt in haar eerste verklaring bij de politie dat de verdachte haar heeft gezoend “en dat soort dingen”, zijn kleding heeft uitgetrokken en haar kleding ook probeerde uit te trekken en zichzelf heeft afgetrokken, maar dat ze geen seks hebben gehad. In haar tweede verklaring verklaart [aangeefster] meer gedetailleerd over de seksuele handelingen. Ze vertelt opnieuw dat de verdachte haar heeft gezoend, dat hij zijn kleren uit heeft getrokken, dat hij ook haar kleren uit heeft getrokken en dat hij zichzelf heeft afgetrokken. Daarnaast vertelt ze dat hij ook aan haar geslachtsdeel heeft gezeten en dat hij heeft geprobeerd om met zijn penis bij haar binnen te dringen. Op 13 februari 2023 verklaart ze bij de politie nogmaals over deze handelingen en vertelt ze nog meer gedetailleerd dat hij aan haar clitoris heeft gezeten, met zijn vingers in haar vagina is gegaan en ook even met zijn penis in haar vagina is geweest, maar dat het niet lukte en er weer uit ging.
De rechtbank is van oordeel dat [aangeefster] gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de aard van de seksuele handelingen. [aangeefster] beschrijft steeds concreter dezelfde gebeurtenissen. Dat [aangeefster] eerst tegen de politie heeft gezegd dat ze geen seks heeft gehad met de verdachte maakt het voorgaande niet anders, nu de definitie van “seks” voor iedereen anders is en het niet per definitie tegenstrijdig is aan haar verklaring dat hij probeerde om zijn penis in haar vagina te stoppen, maar dit niet goed lukte en zijn penis er weer uit heeft gehaald. [aangeefster] heeft in haar verklaringen ook steeds aangegeven dat zij op verschillende manieren heeft aangegeven dat de afspraak was dat zij alleen zouden chillen en dat zij daar niet was voor seks. Ondanks dat zij meerdere malen heeft aangegeven dat zij wilde dat de verdachte zou stoppen en hierbij huilde, zou de verdachte hier geen gehoor aan hebben gegeven en zou hij zijn doorgegaan.
Bovendien maakt het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden of lacunes voorkomen, deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Zulke tegenstrijdigheden of lacunes kunnen goed hun oorzaak vinden in de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht door hevige emoties als gevolg van het delict, het tijdsverloop of de persoon van het slachtoffer. De rechtbank vindt de discrepanties of lacunes die zij ziet in de verklaringen van [aangeefster] niet afdoen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van [aangeefster] betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Steunbewijs
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [aangeefster] . De rechtbank beantwoordt ook die vraag bevestigend en neemt daarbij de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
(i) De verklaring van de moeder van [aangeefster]
De verklaring van [aangeefster] vindt steun in de verklaring van haar moeder dat zij brak en heel erg moest huilen, toen zij vertelde over de ontmoeting met een man die dingen met haar wilde doen. Deze, door de moeder van [aangeefster] , waargenomen emoties passen naar het oordeel van de rechtbank goed bij de door [aangeefster] omschreven ontmoeting met de verdachte.
(ii) De chatberichten en de verklaring van de verdachte
De verklaring van [aangeefster] vindt ook steun in de chatberichten die op de telefoon van [naam 1] zijn aangetroffen, waaruit volgt dat [naam 1] op 10 november 2021 twee foto’s stuurt naar de verdachte van twee verschillende dames. Vervolgens vraagt de verdachte naar de leeftijd van de dame waarop [naam 1] aangeeft dat de “mocro” 17 is. Verdachte geeft hierop aan dat hij de “mocro” komt halen. Vervolgens is later in dat gesprek te lezen dat de dame weg is, dat [naam 1] boos is en zo naar haar huis gaat. De verdediging heeft betoogd dat in dat chatgesprek geen foto’s zijn gestuurd van [aangeefster] en dat zij niet de dame is waar het in dat gesprek overgaat. Nu de verdachte heeft verklaard dat hij één keer een meisje heeft opgehaald op station Gouda en dat dat meisje [aangeefster] was, acht de rechtbank het gelet op de datum van het chatgesprek onaannemelijk dat het gesprek over een andere dame ging. De verdediging heeft ook naar voren gebracht dat [aangeefster] geen Marokkaanse is en dat zij niet lijkt op een “mocro”. Alhoewel de rechtbank geen foto heeft gezien van [aangeefster] , acht de rechtbank het gelet op de verklaring van [aangeefster] dat zij half Algerijns is, niet ondenkbaar dat zij, zo zegt ook de politie, een Marokkaans / Noord-Afrikaans uiterlijk heeft.
De leeftijd van [aangeefster]
De verdachte heeft betoogd dat hij in de veronderstelling was dat [aangeefster] meerderjarig was. Gelet op de inhoud van de chatberichten acht de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk. Bovendien is de leeftijd in artikel 245 Sr geobjectiveerd: het doet er dus niet toe of en in hoeverre verdachte wist hoe oud het slachtoffer was. Een jeugdig persoon moet ook tegen zichzelf worden beschermd. De omstandigheid dat een slachtoffer er wellicht ouder uitziet, zich presenteert als ouder dan twaalf jaar, zelf initiatieven ontwikkelt die leiden tot seksuele handelingen en mogelijk zelf daarin leidend is maakt dat in het licht van het belang van de bescherming van de jeugdigen, niet anders.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte op 10 november 2021 in Rotterdam heeft misbruikt.