6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een molotovcocktail; een wapen waarmee aan mensen of zaken grote schade toegebracht kan worden. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen is beangstigend en gevaarlijk voor de directe omgeving en zorgt ook in het algemeen voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 januari 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat het bewezen verklaarde feit is gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke straf die is opgelegd voor het plegen van onder meer een soortgelijk strafbaar feit (wapenbezit).
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verslag van het NIFP psychiatrisch consult van 24 april 2024. De verdachte heeft aan het consult meegewerkt. Hieruit komt naar voren dat bij de verdachte sprake was van verslavingsproblematiek en dat de verdachte bekend is in de forensische geestelijke gezondheidszorg in verband met problematisch (poly)middelengebruik. Er zijn volgens het verslag van het consult aanwijzingen voor paranoïdie en ook zijn er aanwijzingen voor psychotische ontregelingen ten tijde van het bewezenverklaarde feit. Een psychotisch beeld was ten tijde van het consult niet (meer) aanwezig. Geadviseerd wordt onderzoek te laten doen door een psychiater naar de aan- of afwezigheid van een psychotische stoornis.
De verdachte heeft zijn medewerking aan een nader psychiatrisch onderzoek geweigerd, zo blijkt uit het Pro Justitia rapport van psychiater dr. B.A. Blansjaar van 2 juli 2024.
De rechtbank heeft met bovengenoemde rapporten geen aanknopingspunt voor het in verminderde mate toerekenen van het feit aan de verdachte.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 6 september 2024, waaruit volgt dat sprake is van verslavingsproblematiek en van een matig tot hoog recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daar een aantal bijzondere voorwaarden aan te verbinden.
Deze voorwaarden houden in: een meldplicht bij de reclassering, opname bij een zorginstelling, ambulante behandeling met de mogelijkheid van kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met aangever en meewerken aan middelencontrole. Deze voorwaarden zijn ter zitting met de verdachte besproken en hij heeft aangegeven zich hieraan te houden en hieraan mee te zullen werken in het geval dat deze door de rechtbank worden opgelegd.
Op 18 en 19 februari 2025 heeft de reclasseringswerker zich per e-mail uitgelaten over het verloop van het schorsingstoezicht. Daaruit volgt onder meer dat de verdachte welwillend is om zich in te zetten en er iets van te maken en dat een detentie voor zijn traject momenteel niet handig zou zijn, ook met het oog op zijn woonplek.
Straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld voor het voorhanden hebben van een molotovcocktail een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
Gezien de huidige stand van de behandeling van de verdachte, acht de rechtbank het niet gewenst dat de verdachte terug de gevangenis in moet. Gelet hierop zal de rechtbank geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de reeds doorgebrachte tijd in voorlopige hechtenis. De rechtbank zal de verdachte, met name gelet op de ernst van het feit, daarnaast een taakstraf opleggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en waarvan 69 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, alsmede een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf een proeftijd verbinden van twee jaren en tevens de bijzondere voorwaarden zoals door officier van justitie gevorderd.
Het doel hiervan is de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.