ECLI:NL:RBDHA:2025:3338
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met medische aspecten
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een verbod op verwijdering uit Nederland vraagt totdat er op haar bezwaarschrift is beslist. De minister van Asiel en Migratie heeft op 4 februari 2024 een terugkeerbesluit aan verzoekster opgelegd, waarbij zij binnen vier weken Nederland moet verlaten. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 5 februari 2025 verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 26 februari 2025 om nadere stukken gevraagd, waarna op 5 maart 2025 is gecommuniceerd dat de opvang van verzoekster per 6 maart 2025 beëindigd zou worden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelt dat verzoekster niet voldoende heeft aangetoond dat er een medische noodsituatie dreigt bij terugkeer naar Kenia, ondanks haar claim dat zij lijdt aan diabetes en dat de medische behandeling die zij nodig heeft niet beschikbaar is in haar land van herkomst. De minister heeft zich gebaseerd op een advies van het Bureau medische advisering (BMA), waaruit blijkt dat verzoekster in staat is om te reizen en dat er geen reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM is. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan op 6 maart 2025 en is openbaar gemaakt.