ECLI:NL:RBDHA:2025:3328
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verzet tegen prematuur ingebrekestelling in asielprocedure
Op 28 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 9 oktober 2024. In de aangevallen uitspraak werd het beroep van de opposante tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling, die op 17 juli 2024 was ingediend, prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn nog niet was overschreden. De opposante had verzet aangetekend, maar verzocht niet om een zitting. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de informatie in het advocatenportaal van de verweerder niet betekende dat de beslistermijn was overschreden. De rechtbank volgde de eerdere uitspraak niet en verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. De opposante kreeg geen vergoeding van de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat het verzet alleen kan leiden tot inhoudelijke beoordeling als het verzet gegrond is, wat in dit geval niet het geval was. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.