ECLI:NL:RBDHA:2025:3228

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
C/09/666869 / HA ZA 24-455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over opdracht tot productie en levering van maatwerk prefab woonunit

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, staat centraal wie de opdracht heeft gegeven voor de productie en levering van een maatwerk prefab woonunit. Eiseres, Building Leisure B.V., heeft gedaagden, bestaande uit een schoonmoeder en schoonzoon, aangeklaagd voor schadevergoeding na het niet betalen van facturen. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan gedaagde 1 verstek is verleend, terwijl gedaagde 2 betwist dat hij partij is bij de overeenkomst. De rechtbank heeft de procedure besproken, inclusief de ingediende stukken en de relevante feiten. Building Leisure stelt dat gedaagde 2 mede-opdrachtgever is, terwijl gedaagde 2 aanvoert dat alleen gedaagde 1 de opdrachtgever was. De rechtbank oordeelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen Building Leisure en gedaagde 2, omdat de ondertekende opdrachtbevestiging door gedaagde 1 is gedaan. De vorderingen van Building Leisure tegen gedaagde 2 worden afgewezen, terwijl de vorderingen tegen gedaagde 1 worden toegewezen. Gedaagde 1 wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en proceskosten, terwijl Building Leisure de proceskosten van gedaagde 2 moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/666869 / HA ZA 24-455
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
BUILDING LEISURE B.V.te Leimuiden,
eiseres,
advocaat: mr. R.S. Rabarison te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] [woonplaats 1],

niet verschenen,
2.
[gedaagde 2]te [woonplaats 2],
advocaat: mr. M.D. de Wit te Uithoorn,
gedaagden.
Eiseres wordt hierna ‘Building Leisure’ genoemd. Gedaagden worden hierna respectievelijk ‘[gedaagde 1]’ en ‘[gedaagde 2]’ genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
Building Leisure stelt zich op het standpunt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (schoonmoeder en schoonzoon) gezamenlijk opdracht hebben gegeven voor het bouwen en leveren van een maatwerk prefab woonunit, waarna Building Leisure met de fabricage is gestart. De aanbetalingsfactuur en een termijnfactuur zijn onbetaald gebleven. Building Leisure heeft na enige tijd aangegeven het werk in onvoltooide staat te beëindigen en vordert in deze procedure schadevergoeding. Aan [gedaagde 1] is verstek verleend. [gedaagde 2] stelt dat hij geen partij is bij de overeenkomst met Building Leisure en concludeert tot afwijzing van de vordering jegens hem.
1.2.
Het vonnis is als volgt opgebouwd. De rechtbank bespreekt eerst welke stukken door partijen zijn ingediend en hoe de procedure is verlopen. Dan volgt een beschrijving van de feiten en omstandigheden die voor de beoordeling van de zaak relevant zijn en waar partijen het over eens zijn. Daarna volgt een opsomming van de vorderingen die Building Leisure heeft ingesteld en de juridische argumenten die zij daarvoor gebruikt, gevolgd door een beoordeling van die argumenten en van de vorderingen. Het vonnis wordt afgesloten met de beslissingen op de vorderingen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 18 september 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de akte van de zijde van Building Leisure met producties 17 tot en met 19;
- de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde 2] met producties 1 tot en met 10;
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte van de zijde van Building Leisure met producties 20 en 21.
2.2.
Aan [gedaagde 1] is op 19 juni 2024 verstek verleend. Op 26 augustus 2024 is zij overleden. Er zijn geen rechtsopvolgers in de procedure verschenen.
2.3.
Op 19 december 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden. De advocaat van [gedaagde 2] heeft spreekaantekeningen overgelegd die in het dossier zijn gevoegd.
2.4.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Building Leisure legt zich toe op het prefabricage bouwen van woonunits die onder meer geschikt zijn als mantelzorgwoning.
3.2.
[gedaagde 1] was de schoonmoeder van [gedaagde 2]. In november 2023 moest [gedaagde 1] wegens gezondheidsredenen haar woning verlaten en ontstond het idee om een zorgwoning te plaatsen in de tuin bij de woning van [gedaagde 2] en zijn partner (hierna: [naam]), waarin [gedaagde 1] haar intrek zou nemen.
3.3.
Op 10 november 2023 is [gedaagde 2] langs geweest bij Building Leisure om informatie in te winnen over de mogelijkheden met betrekking tot een prefab woonunit voor [gedaagde 1].
3.4.
Op 1 december 2023 hebben [gedaagde 2], [naam] en [gedaagde 1] gezamenlijk de werkplaats van Building Leisure bezocht om de woonunits te bekijken.
3.5.
Op 5 december 2023 heeft Building Leisure via Whatsapp een eerste ontwerp van een woonunit aan [gedaagde 2] verzonden. Op 8 december 2023 heeft Building Leisure via Whatsapp een tweede ontwerp van een woonunit, vergezeld van een begroting, aan [gedaagde 2] verzonden.
3.6.
Op 14 december 2023 heeft Building Leisure via Whatsapp een opdrachtbevestiging verzonden aan [gedaagde 2]. De opdrachtbevestiging is geadresseerd aan:

Familie [gedaagde 2]
De heer A. [gedaagde 2]”
3.7.
Op 19 december 2023 heeft [gedaagde 2] een gesproken bericht gestuurd aan (de heer Aniba van) Building Leisure via Whatsapp, waarin hij onder meer aangeeft:
“we gaan akkoord met de bevestiging voor de woonunit van schoonmoeders.”
3.8.
Op 3 januari 2024 zijn [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [naam] langs geweest bij Building Leisure. [gedaagde 1] heeft ter plaatse de opdrachtbevestiging ondertekend in aanwezigheid van [gedaagde 2], [naam] en de heer Aniba van Building Leisure.
3.9.
Op de overeenkomst heeft Building Leisure haar algemene voorwaarden van toepassing verklaard. In de algemene voorwaarden is – voor zover hier van belang – de volgende bepaling opgenomen
“Artikel 11: IN GEBREKE BLIJVEN VAN DE OPDRACHTGEVER
1. Indien de opdrachtgever met de betaling van hetgeen hij ingevolge de overeenkomst aan de aannemer verschuldigd is in gebreke blijft is hij daarover met ingang van de vervaldag de wettelijke rente verschuldigd. Indien na verloop van 14 dagen na de vervaldag nog geen betaling heeft plaatsgevonden, wordt het in de voorgaande zin bedoelde rentepercentage met 2 verhoogd.”
3.10.
Op 16 januari 2024 heeft Building Leisure de aanbetalingsfactuur ten bedrage van
€ 47.290,- inclusief btw verzonden aan [gedaagde 2] met het verzoek om deze in week drie te voldoen. De factuur is geadresseerd aan:

Familie [gedaagde 2]
t.a.v. de heer A. [gedaagde 2]”
3.11.
Op 25 januari 2024 heeft Building Leisure een termijnfactuur verzonden aan [gedaagde 2] ten bedrage van € 47.290,- inclusief btw met het verzoek om deze in week zes te voldoen. De factuur is op dezelfde wijze als geadresseerd.
3.12.
Op 9 februari 2024 heeft Building Leisure met dezelfde adressering een betalingsherinnering gestuurd met betrekking tot de facturen van 16 januari en 25 januari 2024.
3.13.
Op 13 februari 2024 heeft er via Whatsapp communicatie plaatsgevonden tussen de heer Aniba en [gedaagde 2]. [gedaagde 2] heeft hierin gemeld dat verkeerd is gefactureerd en dat de facturen op naam van [gedaagde 1] moeten worden gesteld.
3.14.
Op 15 februari 2024 hebben [gedaagde 2] en [naam] een e-mail gestuurd aan Building Leisure met het verzoek om de tenaamstelling van de facturen te wijzigen naar [gedaagde 1].
3.15.
Op 6 maart 2024 heeft (de advocaat van) Building Leisure [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in gebreke gesteld en hen verzocht binnen veertien dagen over te gaan tot betaling van de facturen ten bedrage van in totaal € 94.380,-.
3.16.
[gedaagde 1] is op 26 augustus 2024 overleden.
3.17.
Building Leisure heeft [gedaagde 2] en de erven van [gedaagde 1] op 30 september 2024 in kennis gesteld van haar voornemen om het werk binnen twee weken in onvoltooide staat te beëindigen.

4.Het geschil

4.1.
Building Leisure vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van:
I. € 94.380,00, te vermeerderen met de rente als bedoeld in artikel 11 van de algemene voorwaarden respectievelijk artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag vanaf 21 maart 2024;
II. € 1.718,80, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de rente vanaf heden;
III. € 3.333,98, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag aan beslagkosten, te vermeerderen met de rente vanaf heden;
IV. de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, onder de bepaling dat de rente over deze bedragen verschuldigd is wanneer zij niet binnen veertien dagen na dagtekening, subsidiair twee dagen na betekening, van het in deze te wijzen vonnis zijn voldaan.
4.2.
[gedaagde 1] heeft geen verweer gevoerd.
4.3.
[gedaagde 2] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Building Leisure, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Building Leisure, met veroordeling van Building Leisure in de kosten van deze procedure, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Ten aanzien van [gedaagde 2]
5.1.
Tussen Building Leisure en [gedaagde 2] is in geschil of [gedaagde 2] (mede) opdracht heeft gegeven aan Building Leisure tot het produceren en leveren van een maatwerk prefab woonunit.
5.2.
Building Leisure stelt zich op het standpunt dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen haar en [gedaagde 2]. Building Leisure voert hiertoe aan dat [gedaagde 2] de opdrachtbevestiging op 19 december 2023 telefonisch heeft aanvaard. Daarnaast wijst ook het door [gedaagde 2] op diezelfde datum verstuurde spraakbericht erop dat [gedaagde 2] opdracht heeft gegeven tot de bouw en levering van de woonunit. [gedaagde 1] heeft weliswaar op 3 januari 2024 de opdrachtbevestiging ondertekend, maar hierdoor is zij volgens Building Leisure alleen toegetreden tot de reeds bestaande overeenkomst tussen [gedaagde 2] en Building Leisure. Building Leisure stelt dat [gedaagde 2] nimmer kenbaar heeft gemaakt dat hij slechts als vertegenwoordiger van [gedaagde 1] optrad. Alle communicatie omtrent de woonunit is met [gedaagde 2] gevoerd en de diverse ontwerpen, de opdrachtbevestiging en de facturen zijn op zijn naam gesteld. [gedaagde 2] gedroeg zich daarmee als opdrachtgever, aldus Building Leisure. Als [gedaagde 2] namens [gedaagde 1] zou hebben opgetreden, had het volgens Building Leisure op zijn weg gelegen om uiterlijk vóór de aanvaarding van het aanbod van Building Leisure op 19 december 2023 te vragen de tenaamstelling van de opdrachtbevestiging te wijzigen. Dit heeft hij niet gedaan. Ook bij ontvangst van de facturen van 16 en 25 januari 2024 heeft [gedaagde 2] niet direct om wijziging van de tenaamstelling verzocht. Pas op 9 februari 2024 heeft [gedaagde 2] voor het eerst gevraagd om de facturen op naam van [gedaagde 1] te stellen. Uit het voorgaande volgt volgens Building Leisure dat [gedaagde 2] (mede) opdracht heeft gegeven tot de bouw en de levering van de woonunit.
5.3.
[gedaagde 2] betwist dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen hem en Building Leisure. Hij wijst erop dat [gedaagde 1] de opdrachtbevestiging heeft ondertekend. Hieruit volgt dat zij de opdrachtgever was, aldus [gedaagde 2]. [gedaagde 2] heeft hierbij opgemerkt dat [gedaagde 1] voorafgaand aan de ondertekening – in verband met pijnklachten vanwege jicht – aan hem heeft gevraagd of hij namens haar wilde tekenen. Hij heeft toen – in het bijzijn van de heer Aniba van Building Leisure – gezegd dat zij zelf voor de ondertekening zorg diende te dragen, omdat het ging om haar woning. Volgens [gedaagde 2] is nergens uit gebleken dat hij als opdrachtgever moet worden aangemerkt. Hij stelt dat hij vanaf het begin duidelijk richting Building Leisure heeft aangegeven dat [gedaagde 1] degene was die een woonunit wilde afnemen, dat zij zorg zou dragen voor de financiering hiervan en dat hij haar slechts vertegenwoordigde. Het feit dat de opdrachtbevestiging en de facturen zijn geadresseerd aan ‘Familie [gedaagde 2]’ is volgens hem onvoldoende om te concluderen dat hij de opdrachtgever is. Daar komt bij dat hij Building Leisure diverse keren – zowel mondeling, via WhatsApp als per e-mail – heeft gevraagd om de tenaamstelling op zowel de opdrachtbevestiging als de facturen te wijzigen naar ‘[gedaagde 1]’.
5.4.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag wie contractspartijen zijn bij een overeenkomst wordt bepaald door uitleg. Daarbij gaat het niet alleen om een (zuiver) taalkundige uitleg, maar ook komt betekenis toe aan de bedoelingen van partijen, dat wil zeggen, de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.5.
De rechtbank oordeelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen Building Leisure en [gedaagde 2]. Zij licht dit als volgt toe. De overeenkomst die met Building Leisure is gesloten is neergelegd in de ondertekende opdrachtbevestiging. Die opdrachtbevestiging is op 3 januari 2024 door [gedaagde 1] ondertekend. Dit heeft zij gedaan op het kantoor van Building Leisure, in aanwezigheid van onder meer [gedaagde 2] en de heer Aniba van Building Leisure. Building Leisure had hieruit moeten begrijpen dat [gedaagde 1] de opdrachtgever was. Als Building Leisure er op dat moment van uit ging dat [gedaagde 2] de opdrachtgever was, dan had de heer Aniba dat meteen kenbaar moeten maken. Voor zover het Building Leisure niet duidelijk was wie als opdrachtgever zou fungeren, had zij om opheldering moeten vragen. Dat is allebei niet gebeurd.
5.6.
Door de ondertekening van de opdracht door [gedaagde 1] moet zij als opdrachtgever worden aangemerkt. Voor de stelling dat [gedaagde 2] ook als zodanig moet worden aangemerkt heeft Building Leisure onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen. Dat de communicatie vooral via [gedaagde 2] verliep is hiervoor in ieder geval onvoldoende. Juist in deze situatie waarin een oudere vrouw met gezondheidsklachten een zorgunit nodig heeft, is het niet ondenkbaar (of zelfs gebruikelijk) dat zij bij het bestelproces wordt bijgestaan door een van haar kinderen of door – zoals in dit geval – een schoonzoon. Dat betekent niet meteen dat die kinderen ook als opdrachtgever kunnen worden gekwalificeerd. Daar is meer voor nodig. Ook uit het door [gedaagde 2] aan de heer Aniba gestuurde spraakbericht op 19 december 2023 kan niet worden afgeleid dat hij (namens zichzelf) akkoord heeft gegeven op de opdrachtbevestiging.
5.7.
Daar komt bij dat ook uit de correspondentie van Building Leisure blijkt dat zij er niet vanuit ging dat [gedaagde 2] de opdrachtgever was. Alle communicatie is namelijk steeds gericht aan Familie [gedaagde 2], ter attentie van [gedaagde 2]. Als Building Leisure van mening was dat [gedaagde 2] de opdrachtgever was, had zij alle correspondentie steeds rechtstreeks aan [gedaagde 2] kunnen en moeten versturen. Dat heeft zij niet gedaan.
5.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van Building Leisure jegens [gedaagde 2] zullen worden afgewezen. Voor de goede orde wijst de rechtbank erop dat de afwijzing tot gevolg heeft dat de ten laste van [gedaagde 2] gelegde beslagen zijn komen te vervallen.
Ten aanzien van [gedaagde 1]
5.9.
Aan [gedaagde 1] is verstek verleend. De gevorderde hoofdsom en contractuele rente (conform artikel 11 van de algemene voorwaarden van Building Leisure) komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Deze komt voor toewijzing in aanmerking.
Buitengerechtelijke kosten
5.10.
Building Leisure maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaningsbrief aan de gedaagde partij een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven die ingaat na ontvangst van die brief, zoals artikel 6:96 lid 6 BW vereist.
Proceskosten
5.11.
De vorderingen van Building Leisure jegens [gedaagde 2] worden afgewezen. Building Leisure moet daarom, als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde 2] betalen. De proceskosten van [gedaagde 2] worden begroot op:
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.361,00
5.12.
De vorderingen van Building Leisure jegens [gedaagde 1] worden toegewezen. [gedaagde 1] zal daarom, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten (inclusief nakosten en beslagkosten) van Building Leisure worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Building Leisure worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
225,11
- griffierecht (inclusief beslagrekest)
2.889,00
- overige explootkosten [1]
439,13
- salaris advocaat [2]
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
7.589,24
5.13.
De over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan Building Leisure te betalen een bedrag van € 94.380,00 te vermeerderen met de contractuele rente (zijnde de wettelijke rente plus twee procent), met ingang van 21 maart 2024;
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van Building Leisure ten bedrage van € 7.589,24, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen, als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.4.
veroordeelt Building Leisure in de proceskosten van [gedaagde 2] ten bedrage van € 5.361,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Building Leisure niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.
3474

Voetnoten

1.Kosten beslag- en betekeningsexploten.
2.Inclusief de advocaatkosten voor het beslagrekest.