ECLI:NL:RBDHA:2025:3223

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
NL24.29081
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met schorsing van rechtsgevolgen

Op 12 juli 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie besloten dat de verzoeker niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Beschermingen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 22 juli 2024 verzocht om een voorlopige voorziening. Op 11 november 2024 heeft de minister het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Verzoeker heeft op 4 december 2024 beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, dat bekend staat onder zaaknummer NL24.48166. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft op 17 februari 2025 de beroepszaak verwezen naar een meervoudige kamer voor verdere behandeling.

In het bestreden besluit staat dat verzoeker volgens de wet nog steeds in Nederland mag verblijven zolang hij de asielprocedure doorloopt. De gemachtigde van verzoeker heeft echter op 19 februari 2025 telefonisch aangegeven dat verzoeker de asielprocedure niet doorloopt. Gezien deze informatie en de argumenten van verzoeker, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat verzoeker niet uit Nederland mag worden verwijderd totdat er een beslissing is genomen op het beroep tegen het bestreden besluit.

De voorzieningenrechter heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29081

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Met het besluit van 12 juli 2024 heeft de minister besloten dat verzoeker niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming [1] en dat de bevriezingsmaatregel niet op hem van toepassing is. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 22 juli 2024 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
Met het besluit van 11 november 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 12 juli 2024 kennelijk ongegrond verklaard.
1.2.
Verzoeker heeft op 4 december 2024 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Dit beroep staat bekend onder zaaknummer NL24.48166. Het eerder ingediende verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.

Overwegingen

2. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.
3. De rechtbank heeft op 17 februari 2025 de beroepszaak (NL24.48166) verwezen naar een meervoudige kamer die het beroep verder zal behandelen.
4. In het bestreden besluit staat onder het kopje ‘
Gevolgen van dit besluit’dat volgens de wet verzoeker nog steeds in Nederland mag verblijven, als hij de asielprocedure doorloopt. De gemachtigde van verzoeker heeft op 19 februari 2025 telefonisch aangegeven dat verzoeker de asielprocedure niet doorloopt. Gelet hierop en wat verzoeker in de gronden van het verzoek/het beroep heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat verzoeker niet uit Nederland mag worden verwijderd, totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden geschorst en dat verzoeker niet uit Nederland mag worden verwijderd totdat is beslist op het beroep met zaaknummer NL24.48166;
- dat de verstrekkingen aan verzoeker dienen te worden voortgezet;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG
2.Algemene wet bestuursrecht.