Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
- [kind 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2006;
- [kind 3] ( [kind 3] ), geboren op [geboortedatum 3] 2017 te Oekraïne.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de vader een vordering ingediend tot vaststelling van een voorlopige zorgregeling voor zijn kind, [kind 1], in kort geding. De vader stelt dat hij recht heeft op omgang met [kind 1] en heeft een zorgregeling voorgesteld waarbij het kind om de week bij hem verblijft. De moeder verzet zich tegen deze vordering en stelt dat een zorgregeling niet in het belang van [kind 1] is, gezien de omstandigheden van huiselijk geweld en haar huidige verblijf in een vrouwenopvang. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 februari 2025, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat de vader de mogelijkheid heeft om een verzoek in te dienen bij de familierechter volgens de 1:253a-procedure, waar meer waarborgen voor de kinderen zijn. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vader afgewezen en bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. De uitspraak is gedaan op 24 februari 2025.