ECLI:NL:RBDHA:2025:318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
24/796
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd voor dakkapel in strijd met omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een dakkapel, maar deze was in strijd met de verleende vergunning. Het college legde op 19 oktober 2023 een last onder dwangsom op, omdat de dakkapel was gebouwd in afwijking van de omgevingsvergunning. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze last, maar het college handhaafde zijn besluit. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 10 december 2024 behandeld. Eiser betwistte de handhaving en stelde dat er sprake was van een minimale afwijking die geen effect had op de welstandssituatie. De rechtbank oordeelde echter dat de dakkapel niet voldeed aan de omgevingsvergunning en dat er geen concreet zicht op legalisatie was. De rechtbank concludeerde dat de last onder dwangsom terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/796

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. S.V. Benjamin).

Inleiding

1. Bij besluit van 17 december 2019 is aan eiser een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een dakkapel aan de voorzijde en het vervangen van de dakkapel aan de achterzijde van de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] (de omgevingsvergunning).
1.1.
Het college heeft bij besluit van 19 oktober 2023 eiser een last onder dwangsom opgelegd (het primaire besluit), op de grond dat de dakkapel is gebouwd in afwijking van de omgevingsvergunning.
1.2.
Met het bestreden besluit van 29 december 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de oplegging van de last onder dwangsom gebleven.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 10 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [naam] , en verder de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van de besluiten

2. Eiser heeft op 5 augustus 2019 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het vergroten van de woning door het plaatsen van een dakkapel aan de voorzijde en het vervangen van de dakkapel aan de achterzijde van de woning.
2.1.
De Welstands- en Monumentencommissie (welstandscommissie) heeft tussen september en november 2019 driemaal negatief geadviseerd, waaronder in ieder geval één keer vanwege een dicht middenpaneel tussen het eerste raam links en de drie ramen rechts (van de voorzijde bezien), dat als een opvallend en storend element in het gevel- en straatbeeld werd beschouwd. Nadat eiser van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om een gewijzigd bouwplan in te dienen (zonder dicht middenpaneel), heeft de welstandscommissie op 18 december 2019 een positief advies uitgebracht. Vervolgens is de omgevingsvergunning verleend aan eiser.
2.2.
Verweerder heeft geconstateerd dat de dakkapel aan de voorzijde van de woning is gerealiseerd met daarin een dicht middenpaneel. Aangezien dit in strijd is met de omgevingsvergunning, heeft het college eiser een last onder dwangsom opgelegd. Daarbij is eiser, op verbeurte van een dwangsom van € 7.500,-, gelast binnen zes weken de dakkapel te wijzigen, zodat deze conform de omgevingsvergunning is.
2.3.
Het college stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat er geen redenen zijn om af te zien van handhaving. Er is geen sprake van een concreet zicht op legalisering. De door eiser op 15 oktober 2020 ingediende tekeningen kunnen niet worden opgevat als een aanvraag om de omgevingsvergunning te wijzigen. Bovendien staat aan aanvaarding van de huidige uitvoering van de dakkapel in de weg dat daarover al een negatief welstandsadvies was uitgebracht.
2.4.
De begunstigingstermijn liep tot 1 december 2023. Op 18 december 2023 is door de stadsdeelinspecteur vastgesteld dat niet aan de last was voldaan, zodat de dwangsom van rechtswege is verbeurd. Het college heeft ter zitting toegezegd dat de begunstigingstermijn zal worden verlengd tot twee weken na de datum van deze uitspraak. Nu een verlopen begunstigingstermijn niet kan worden verlengd, vat de rechtbank dit op als een toezegging niet tot inning van de dwangsom over te gaan tot twee weken na de datum van deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de aan eiser opgelegde last onder dwangsom. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De rechtbank stelt voorop dat de omgevingsvergunning van 17 december 2019 in rechte vaststaat. In geschil is daarom enkel de vraag of het college de last onder dwangsom heeft kunnen opleggen.
Overgangsrecht
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet een overtreding heeft plaatsgevonden en vóór dat tijdstip een last onder dwangsom is opgelegd voor die overtreding, blijft op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet op die opgelegde last onder dwangsom het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet van toepassing tot het tijdstip waarop de last volledig is uitgevoerd, de dwangsom volledig is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven.
4.1.
Nu de last onder dwangsom is opgelegd bij besluit van 19 oktober 2023, blijft in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing.
Is er sprake van een overtreding?
5. De door eiser gerealiseerde dakkapel aan de voorzijde van de woning is voorzien van een dicht middenpaneel. Vaststaat dat dit niet in overeenstemming is met de omgevingsvergunning. Eiser betwist dit ook niet. In zoverre is dan ook sprake van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo.
Beginselplicht tot handhaving
6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) zal gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. [1] Is er concreet zicht op legalisatie?
7. De rechtbank overweegt dat het college niet bereid is tot legalisatie. Het wijst er terecht op dat de welstandscommissie al eerder negatief heeft geadviseerd over een ontwerp gelijk aan de huidige uitvoering van de dakkapel. Bovendien, zo stelt de rechtbank vast, ligt er geen ontvankelijke aanvraag voor. Een e-mail met daarbij bouwtekeningen is daarvoor onvoldoende. Zeker nu in deze e-mail niet word vermeld dat deze bedoeld is als aanvraag. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van concreet zicht op legalisatie.
Zijn er andere bijzondere omstandigheden?
8. Eiser acht de handhaving onevenredig. Volgens hem gaat het om een minimale afwijking die geen noemenswaardig effect heeft op de welstandssituatie.
8.1.
De rechtbank volgt het college in het standpunt dat het toevoegen van een dicht middenpaneel niet kan worden gezien als een minimale afwijking. De welstandscommissie heeft het ontwerp van eiser drie keer afgewezen, waaronder in ieder geval één keer uitdrukkelijk vanwege het dichte middenpaneel. Het betoog van eiser kan daarom niet slagen.
9. Voor zover eiser heeft betoogd het ingezette middel van de last onder dwangsom te zwaar te vinden, overweegt de rechtbank dat financiële redenen niet zijn aan te merken als bijzondere omstandigheid om van handhaving af te zien. De (financiële) gevolgen voor het rechtzetten van de situatie komen voor eigen risico van eiser.
10. Eiser voert aan dat het aanvraagproces van de omgevingsvergunning rigide en eenzijdig was, omdat hij niet de mogelijkheid heeft gehad om zijn ontwerpen mondeling toe te lichten bij de welstandscommissie. Ook heeft eiser gesteld dat zijn verzoek om aanpassing van de vergunning door het college ten onrechte niet in behandeling is genomen.
10.1.
Zoals de rechtbank in overweging 3.1 heeft overwogen, staat de omgevingsvergunning in rechte vast en is wordt het beoordelingskader voor de rechtbank gevormd door de vraag of de last onder dwangsom in redelijkheid is opgelegd. Aan kwesties die verband houden met de aanvraagprocedure komt dan ook geen belang toe in deze procedure. Bovendien is van de gestelde aanvraag niet gebleken, zoals in overweging 7 is geoordeeld.
11. Eiser wijst erop dat in zijn straat al een variëteit aan visuele vervuiling bestaat, mede in de vorm van zonnepanelen en rolluiken.
11.1.
De rechtbank begrijpt dat eiser hiermee een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door eiser genoemde zaken echter niet worden aangemerkt als dakkapel of daarmee op één lijn worden gesteld. Van een gelijksoortige dakkapel als die van eiser is niet gebleken. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan daarom niet slagen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. C.A. van der Meijs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 april 2024,