ECLI:NL:RBDHA:2025:3179
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft verzocht om eerdere stukken als herhaald en ingelast te beschouwen. Hij betoogt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is genomen, omdat er geen aanvullend gehoor is gehouden na de ontdekking dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. De rechtbank oordeelt dat het herhalen van eerdere argumenten niet voldoende is om het bestreden besluit te vernietigen. De rechtbank concludeert dat verweerder niet verplicht was om eiser opnieuw te horen, aangezien er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit vereisten. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn bezwaren tegen de overdracht aan Duitsland schriftelijk kenbaar te maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.