ECLI:NL:RBDHA:2025:3179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
NL24.46663 en NL24.46664
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft verzocht om eerdere stukken als herhaald en ingelast te beschouwen. Hij betoogt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is genomen, omdat er geen aanvullend gehoor is gehouden na de ontdekking dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. De rechtbank oordeelt dat het herhalen van eerdere argumenten niet voldoende is om het bestreden besluit te vernietigen. De rechtbank concludeert dat verweerder niet verplicht was om eiser opnieuw te horen, aangezien er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit vereisten. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn bezwaren tegen de overdracht aan Duitsland schriftelijk kenbaar te maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.46663 (beroep) en NL24.46664 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiser/verzoeker], alias [alias 1] , alias [alias 2] , V-nummer: [V-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. J.S. Dobosz),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 november 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en op [geboortedatum] 1995 geboren te zijn. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser heeft ten eerste verzocht om hetgeen in alle voorgaande stukken, en dan met name de zienswijze, als herhaald en ingelast te beschouwen in het beroep. Eiser stelt daarnaast dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is genomen, nu verweerder geen aanvullend gehoor heeft gehouden nadat duidelijk is geworden dat niet Slovenië, maar Duitsland mogelijk verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag. Verweerder heeft eiser wel de mogelijkheid geboden zijn eventuele bezwaren tegen een overdracht aan Duitsland schriftelijk kenbaar te maken, maar hiermee zou verweerder in strijd handelen met zijn eigen beleid, [2] omdat een schriftelijk verzoek onvoldoende vervanging biedt voor een gehoor. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van deze rechtbank [3] en het vragenformulier dat verweerder aan gemachtigde heeft verstuurd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De rechtbank overweegt allereerst dat het uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiser eerder in de zienswijze en de overige stukken naar voren heeft gebracht, niet zonder meer kan worden afgeleid waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen.
7. Met betrekking tot de beroepsgrond dat verweerder opnieuw eiser had moeten horen oordeelt de rechtbank als volgt. Duitsland is pas na het gehoor verantwoordelijk geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Dit is een nieuwe ontwikkeling. Uit het beleid van verweerder [4] volgt dat in dergelijk geval verweerder enkel bij nieuwe feiten en omstandigheden die onderzoek of een aanvullend Dublin gehoor behoeven, waar nodig, (schriftelijk) contact opneemt met de vreemdeling en/of de vreemdeling uitnodigt voor een aanvullend Dublin gehoor. Verweerder is dus niet verplicht om de vreemdeling in deze situatie opnieuw te horen als daarvoor geen noodzaak bestaat. Per brief van 10 oktober 2024 heeft verweerder aan eiser de mogelijkheid geboden zijn eventuele bezwaren tegen een overdracht aan Duitsland schriftelijk kenbaar te maken. Daarmee heeft verweerder in overeenstemming met zijn beleid gehandeld. Dit beleid komt de rechtbank ook niet als kennelijk onredelijk voor. Eiser heeft met zijn reactie op de brief van 10 oktober 2024 geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn bezwaren aan een mogelijke overdracht aan Duitsland kenbaar te maken. Daar komt bij dat eiser ook in het voornemen erop is gewezen dat Duitsland als verantwoordelijke lidstaat wordt beschouwd en hij heeft dus in zijn zienswijze nogmaals de mogelijkheid gekregen om zijn bezwaren daartegen aan te voeren. Eiser heeft daar echter geen gebruik van gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit dan ook zorgvuldig tot stand gekomen. De verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank gaat dan ook niet op. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
9. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [5] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. V. Nooteboom, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Paragraaf C1/2.6. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
3.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 23 april 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:1960.
4.Paragraaf C1/2.6. van de Vc.
5.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.