ECLI:NL:RBDHA:2025:3165

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
22/7230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor parkeervoorziening in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland om een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een parkeervoorziening voor 26 auto's en een overkapping met zonnepanelen. De rechtbank stelt vast dat het college ten onrechte heeft geoordeeld dat de aangevraagde activiteit in strijd is met de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Verkeer - Rijksweg'. De rechtbank oordeelt dat de aangevraagde parkeervoorziening een bij de bestemming behorende voorziening is, zoals bedoeld in artikel 27.1 van de regels van het bestemmingsplan. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend, omdat het college niet tijdig op de aanvraag heeft beslist. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat het college de omgevingsvergunning binnen twee weken bekend moet maken. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten van eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7230

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland, het college

(gemachtigde: C.R. Kross).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het college een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een parkeervoorziening voor 26 auto’s en een overkapping met zonnepanelen op zijn perceel kadastraal bekend als gemeente [gemeente], sectie [sectieletter], nummer [kadastraal nummer] (perceel).
1.1.
Het college heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure toegepast. Op 3 februari 2022 heeft het college een ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Op 18 februari 2022 heeft eiser over het ontwerpbesluit een zienswijze naar voren gebracht.
1.2.
Het college heeft de gevraagde vergunning met het besluit van 29 september 2022 (bestreden besluit) geweigerd, vanwege strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “1e herziening Buitengebied Gras” (bestemmingsplan). Het college is niet bereid om van het bestemmingsplan af te wijken op grond artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit van het college om de omgevingsvergunning te weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De voor deze uitspraak relevante wet- en regelgeving is weergegeven in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de omgevingsvergunning vóór 1 januari 2024 is aangevraagd, is op het bestreden besluit de Wabo van toepassing, zoals die gold vóór 1 januari 2024. [1]
Wat is tussen partijen in geschil?
5. Op de beoogde locatie van de parkeervoorziening op het perceel van eiser geldt de bestemming ‘Verkeer - Rijksweg’. Op een gedeelte van het perceel geldt de dubbelbestemming “Leiding - Hoogspanningsverbinding 1”. Tussen partijen is allereerst in geschil of de aangevraagde parkeervoorziening past binnen de bestemmingsomschrijving van artikel 27.1 van de regels van het bestemmingsplan. Tussen partijen is ook in geschil of het college de juiste voorbereidingsprocedure heeft toegepast. Volgens eiser is de omgevingsvergunning van rechtswege verleend, omdat op de aanvraag de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is en het college niet tijdig op de aanvraag heeft beslist.
Strijd met bestemmingsplan?
6. De bestemmingsomschrijving in artikel 27.1 luidt:
“De voor 'Verkeer - Rijksweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de rijkswegen A4 en A20;
ij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, (openbare) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.”
6.1.
Volgens het college is de aangevraagde activiteit in strijd met het bestemmingsplan, omdat het beoogde gebruik van de parkeervoorziening niet past bij de bestemming. Eiser heeft niet aangetoond dat de parkeervoorziening in het belang is van de rijkswegen. De beoogde locatie ligt op 600 meter rijden van de op- en afrit. Een afsluitbaar terrein voor eigen gebruik dient niet de openbare functie van de rijkswegen. Bovendien heeft eiser niet aangetoond dat Rijkswaterstaat behoefte heeft aan een parkeervoorziening op deze locatie.
6.2.
Eiser betoogt dat de door hem beoogde parkeervoorziening een bij ‘deze bestemming behorende voorziening’ is.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond van eiser slaagt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
6.4.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat bij toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet alleen moet worden beoordeeld of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar ook of het bouwwerk daadwerkelijk met het oog op het toegestane gebruik wordt gebouwd. Dit houdt in dat een bouwwerk in strijd met de bestemming is als redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of ook zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan de doeleinden die de bestemming toelaat. [2] Bij de beoordeling van een aanvraag moet ervan worden uitgegaan dat het bouwwerk kan worden gebruikt op de wijze zoals omschreven is in de aanvraag
,tenzij redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede voor andere doeleinden zal worden gebruikt. [3]
6.5.
In de vergunningaanvraag van 11 oktober 2021 heeft eiser bij de vraag “waar gaat u het bouwwerk voor gebruiken?”, als antwoord ingevuld: “parkeervoorziening ten behoeve van werkverkeer A4 en A20”. Het beoogde gebruik is, zoals door eiser is toegelicht, een parkeervoorziening voor werkverkeer dat de rijkswegen A4 en A20 onderhoudt.
6.6.
De rechtbank stelt vast dat een parkeervoorziening is benoemd als een bij de bestemming ‘Verkeer - Rijksweg’ behorende voorziening. Gelet daarop, en op het door eiser beoogde gebruik als parkeervoorziening voor werkverkeer dat onderhoud pleegt aan de rijkswegen A4 en A20, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bij de bestemming behorende voorziening, als bedoeld in artikel 27.1 van de regels van het bestemmingsplan. De aangevraagde activiteit past dus binnen de bestemmingsomschrijving.
6.7.
Dat eiser niet heeft aangetoond dat er bij Rijkswaterstaat als wegbeheerder behoefte bestaat aan een dergelijke parkeervoorziening, maakt dit oordeel niet anders. Het aantonen van de behoefte aan een dergelijke voorziening is geen vereiste dat volgt uit de bestemmingsomschrijving. Dat het perceel afsluitbaar is en op 600 meter van de op- en afrit vandaan ligt, betekent, anders dan het college stelt, niet dat de parkeervoorziening het beheer en onderhoud van de rijkswegen niet kan dienen.
6.8.
De rechtbank ziet in de vergunningaanvraag en de daarbij behorende bijlagen geen aanleiding om aan te nemen dat eiser de parkeervoorziening voor andere doeleinden zal gaan gebruiken dan voor werkverkeer dat nodig is voor het beheer en onderhoud van de A4 en A20.
6.9.
Het voorgaande betekent dat het college ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de aangevraagde activiteit in strijd is met de bestemmingsomschrijving van de bestemming “Verkeer - Rijksweg”.
6.10.
Ten aanzien van het gedeelte van het bouwplan dat is voorzien op gronden met de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding 1’ overweegt de rechtbank dat artikel 33.2, aanhef en onder b, van de planregels daaraan in beginsel in de weg staat. Artikel 33.3 van de planregels biedt voor het afwijken van deze bouwregels echter een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. De aangevraagde activiteit valt binnen de reikwijdte van deze binnenplanse afwijkingsbevoegdheid.
Is de omgevingsvergunning van rechtswege verleend?
7. De vraag of al dan niet van rechtswege vergunning is verleend, hangt, gelet op de in de bijlage weergegeven bepalingen van de Wabo en de Algemene wet bestuursrecht (Awb), af van het antwoord op de vraag welke procedure op de aanvraag van toepassing is. De vergunning kan uitsluitend van rechtswege verleend zijn, als de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is. Op een aanvraag om een omgevingsvergunning is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing, tenzij de uitgebreide voorbereidingsprocedure geldt. De beantwoording van de vraag of op een aanvraag om een omgevingsvergunning de reguliere dan wel de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, is afhankelijk van de activiteit die is aangevraagd. De Wabo bepaalt daarmee exclusief welke procedure op een aanvraag om een omgevingsvergunning van toepassing is. Het college heeft hierin dus geen vrije keuze, maar dient die voorbereidingsprocedure toe te passen die uit de Wabo voortvloeit.
7.1.
Uit artikel 3.7, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo volgt dat op een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en binnenplans afwijken van het bestemmingsplan de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is. Daarbij is niet van belang of de aangevraagde activiteit voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van de in het bestemmingsplan gegeven afwijkingsbevoegdheid. In dit verband moet de reikwijdte van de bevoegdheid om binnenplans van het bestemmingsplan af te wijken voor een project immers worden onderscheiden van de voorwaarden om toepassing te geven aan de bevoegdheid. [4]
7.2.
Dat betekent dat op de onderhavige aanvraag de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is. In dit geval is niet in geschil dat het college niet binnen de voor die procedure geldende termijn op de aanvraag heeft beslist. Op grond van artikel 3.9, derde lid van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 4.20b, eerste lid van de Awb, is de omgevingsvergunning daarom van rechtswege verleend. De verlening van rechtswege geldt als een beschikking op grond van artikel 4:20b, tweede lid, van de Wabo. Het college heeft deze beschikking ten onrechte niet overeenkomstig artikel 4:20c, eerste lid, van de Awb bekendgemaakt. Het college was daarom niet meer bevoegd om de aangevraagde vergunning te weigeren.

Conclusie en gevolgen

8. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3.9 van de Wabo in samenhang gelezen met de artikelen 4:20a tot en met 4:20c van de Awb.
8.1.
Het college dient op grond van artikel 8:55f, tweede lid, van de Awb, in samenhang met artikel 8:55d van de Awb, binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden alsnog de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekend te maken.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden.
8.3.
Het college moet ook de proceskosten van eiser vergoeden. Eiser heeft verzocht om vergoeding van verletkosten voor een bedrag van € 102,50 per uur, voor in totaal twee uur, voor het bijwonen van de zitting. Dit uurtarief heeft eiser onderbouwd aan de hand van een recente factuur. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht moet het college eiser daarom € 205,- aan verletkosten vergoeden.
8.4.
Eiser heeft ook verzocht om vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van deze kosten. Het beroepschrift is namelijk niet ingediend door een rechtsbijstandverlener en eiser is ter zitting ook niet vertegenwoordigd door een rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat het college binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog op de wettelijke voorgeschreven wijze bekend dient te maken dat de door eiser aangevraagde omgevingsvergunning voor de parkeervoorziening van rechtswege is verleend;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot vergoeding van de bij eiser in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 205,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak relevante wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:20b
1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.
2 De verlening van rechtswege geldt als een beschikking.
Artikel 4:20c
1. Het bestuursorgaan maakt de beschikking bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven.
Artikel 8:55d
1. Indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt.
Artikel 8:55f
1. Tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking van rechtswege kan de belanghebbende beroep bij de bestuursrechter instellen.
2 Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 3.7
1. Deze paragraaf is van toepassing op de voorbereiding van besluiten, tenzij paragraaf 3.3 daarop van toepassing is.
Artikel 3.9
1. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
3 Paragraaf. 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is, met uitzondering van de artikelen 4:20b, derde lid, en 4:20f, van toepassing op de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën gevallen worden aangewezen waarin de voorbereiding van de beslissing op een aanvraag wegens strijd met een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie is uitgezonderd van de toepassing van de eerste volzin.
Artikel 3.10
1. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op:
een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan of een beheersverordening en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°;
een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d;
een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e;
een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, voor zover voor die activiteit krachtens artikel 2.26, derde lid, een adviseur is aangewezen;
en geval waarin een verklaring vereist is, als bedoeld in artikel 2.27;
een geval dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie met mogelijk belangrijke gevolgen voor de fysieke leefomgeving of de belangen van derden;
een activiteit als bedoeld in artikel 2.19, voor zover dat in het betrokken wettelijk voorschrift is aangegeven.

Bestemmingsplan “1e herziening Buitengebied Gras”

Artikel 27 Verkeer - Rijksweg
27.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Rijksweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de rijkswegen A4 en A20;
ij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, (openbare) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
Artikel 33 Leiding - Hoogspanningsverbinding - 1
33.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 380 kV met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde
33.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 33.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voldoen aan de volgende criteria:
1. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag ten hoogste 60 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2 m bedragen;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
33.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 33.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de hoogspanningsverbinding door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.

Voetnoten

1.Artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4156 en de uitspraak van de Afdeling van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1018.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:761.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:376.