ECLI:NL:RBDHA:2025:311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
C/09/675445 / KG ZA 24-1047
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen IFLA en SIGL over de uitvoering van de Joint Account-Agreement en de toekenning van subsidie door de Bill & Melinda Gates Foundation

In deze zaak vordert de International Federation of Library Associations and Institutions (IFLA) dat de Stichting IFLA Global Libraries (SIGL) wordt veroordeeld om de Joint Account-Agreement (JA-Agreement) na te komen. IFLA, een vereniging die zich inzet voor het internationale bibliotheekwezen, heeft een subsidieaanvraag ingediend bij de Bill & Melinda Gates Foundation (BMGF), die is toegekend. De subsidie is verleend aan SIGL, die speciaal hiervoor is opgericht. IFLA brengt jaarlijks budgetten in rekening bij SIGL voor de bekostiging van haar activiteiten, maar er is wrijving ontstaan tussen de partijen, wat heeft geleid tot de opzegging van de JA-Agreement door SIGL. IFLA verzet zich hiertegen en vordert in kort geding dat SIGL de overeenkomst nakomt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen van IFLA grotendeels worden toegewezen. De rechter stelt vast dat de JA-Agreement niet rechtsgeldig is opgezegd door SIGL en dat de opzegging geen rechtsgevolg heeft. De voorzieningenrechter benadrukt dat SIGL gehouden is om de JA-Agreement na te komen en dat IFLA recht heeft op betaling van haar facturen, mits deze overeenkomen met de afgesproken percentages en het goedgekeurde budget. De proceskosten worden toegewezen aan IFLA.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/675445 / KG ZA 24-1047
Vonnis in kort geding van 7 januari 2025
in de zaak van
THE INTERNATIONAL FEDERATION OF LIBRARY ASSOCIATIONS AND INSTITUTIONS, te Den Haag,
eiseres,
advocaat: mr. I.J.A. Tax en mr. T.F.B. Jansen te Rotterdam,
tegen
STICHTING IFLA GLOBAL LIBRARIES, te Den Haag,
gedaagde,
advocaat: mr. M.H.J. van Rest en mr. F.D.A. Leenders te Den Haag.
Partijen zullen hierna ‘IFLA’ en ‘SIGL’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling van 10 december 2024, waarbij door partijen pleitnotities zijn (gebruikt en) overgelegd.

2.Samenvatting van het geschil

IFLA is een vereniging die zich inzet voor het internationale bibliotheekwezen en daartoe activiteiten ontplooit. IFLA heeft een subsidieaanvraag bij de Bill & Melinda Gates Foundation ingediend en toegekend gekregen. De subsidie is vervolgens, na overleg, verleend aan een speciaal daarvoor opgerichte entiteit, SIGL. IFLA brengt op basis van een vooraf ter goedkeuring voorgelegd jaarlijks budget bedragen bij SIGL in rekening ter bekostiging van haar activiteiten. Partijen hebben daartoe een overeenkomst (‘Joint Account-Agreement’) gesloten. Tussen partijen is wrijving ontstaan. Dit heeft ertoe geleid dat SIGL de overeenkomst tussen partijen heeft opgezegd. IFLA verzet zich daartegen en vordert in dit kort geding – kort gezegd – dat SIGL wordt veroordeeld om de overeenkomst na te komen. De vorderingen van IFLA worden grotendeels toegewezen. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.

3.De feiten

3.1.
IFLA is opgericht op 30 september 1927. Zij heeft volgens haar statuten als doel:
“het bevorderen van de belangen van (verenigingen van) bibliotheken en informatiediensten, van bibliothecarissen en van degenen voor wie zij werkzaam zijn, waar ook ter wereld.”
3.2.
In de statuten van IFLA is onder meer opgenomen dat het bestuur van IFLA uit (ten minste) elf bestuursleden bestaat (artikel 15.1), waaronder een bestuursvoorzitter. Daarnaast bepalen de statuten dat IFLA een secretaris-generaal heeft waaraan het bestuur een deel van zijn bevoegdheden kan overdragen (artikel 14.5). De statuten schrijven voor dat de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van IFLA toekomt aan het bestuur als geheel dan wel aan de bestuursvoorzitter gezamenlijk handelend met de penningmeester dan wel vicevoorzitter of de vicevoorzitter gezamenlijk met de penningmeester (artikel 17).
3.3.
IFLA heeft subsidies van de Bill & Melinda Gates Foundation (hierna: BMGF) ontvangen in het kader van het “
Global Libraries Initiative”, een tijdelijk programma bedoeld voor de verbetering van toegang tot informatie door versterking van de positie van bibliotheken wereldwijd. In 2014 is bekend geworden dat het Global Libraries Initiative in 2018 zou eindigen. BMGF heeft in dat verband een aantal organisaties, waaronder IFLA, geselecteerd om in aanmerking te komen voor toekenning van een laatste subsidie (‘
Legacy Grant’) waarmee deze organisaties zich, ook na het eindigen van het programma, zouden kunnen blijven inzetten voor de doelstellingen uit het Global Libraries Initiative.
3.4.
IFLA heeft op 30 juni 2016 een voorstel (‘
Proposal Narrative’) bij BMGF ingediend waarin zij heeft beschreven hoe zij de Legacy Grant beoogt te gebruiken. Vervolgens heeft IFLA te horen gekregen dat aan haar een subsidie zou worden toegekend voor de werkzaamheden zoals omschreven in haar voorstel (hierna: Legacy-werkzaamheden).
3.5.
Op 4 augustus 2016 heeft een bestuursvergadering van IFLA plaatsgevonden. Daarin is het volgende aan de orde gekomen:

IFLA will receive significant funding from Global Libraries for the next ten years as a Legacy Partner and needs to put in place a structure to maximise the grant, minimize the risk for IFLA, and obtain the best tax and legal outcomes.
(…)
The options examined by the advisors are:
IFLA Association (HQ) takes the funds and undertakes the activities under the Program
IFLA Foundation (SIF) takes the funds and undertakes the activities under the Program
IFLA sets up a new Foundation to manage the Program(…)
Option Three: New Foundation
The advantages of this option are the ability to structure to best suit the purpose within the confines of Dutch Tax law and the ability to form a new Board with members with particular skills and expertise. The articles of association can be agreed on by the incorporators and the new Foundation can apply for charity status, which should be possible. Approval will be required from Dutch Tax Authorities because all the funding will be fully received upfront. It will most likely not be seen as an entrepreneur for corporate tax matters since it will not have the intent to make any profit. It is desirable that it has partly or completely its own employees to carry out the programs, under the supervision of its Board / IFLA HQ as this protects IFLA from ongoing responsibilities at the end of the 10 years that the grant funding applies.
The disadvantage of this option is the additional time that is required to comply with the formalities of incorporating a new legal entity and the need to apply for public benefit status after incorporation.
Summary and recommendations.
According to the advice received from the legal and tax advisors and after consultation with Global Libraries the least favourable option is Option One; the less favourable option is Option Two; and the best option is Option Three.”
3.6.
SIGL is vervolgens op 3 november 2016 op initiatief van IFLA opgericht. SIGL is door de belastingdienst aangewezen als een algemeen nut beogende instelling (ANBI).
3.7.
Het bestuur van SIGL bestaat uit drie leden. In de akte van oprichting is bepaald dat twee daarvan ook bestuurslid van IFLA moeten zijn en BMGF gedurende vijf jaar het andere bestuurslid benoemt. Daarnaast is bij oprichting bepaald dat SIGL een secretaris-generaal heeft.
3.8.
Na de oprichting van SIGL is een aangepaste versie van het Proposal Narrative bij BMGF ingediend, waarin SIGL als de ontvanger van de subsidie is vermeld.
3.9.
Op 23 november 2016 is tussen BMGF en SIGL een overeenkomst met de titel ‘Grant Agreement’ overeengekomen. In de bijlage van deze overeenkomst is het volgende bepaald:
“The Foundation is awarding You this grant to carry out the project described in the Proposal Narrative and Results Framework and Tracker (collectively, "Project") in order to further the Charitable Purpose.
(…)
You may not use funds provided under this Agreement ("Grant Funds") for any purpose other than the Project. You may not use Grant Funds to reimburse any expenses You incurred prior to the Start Date.”
3.10.
Vervolgens is door BMGF een subsidie ter hoogte van USD 21,75 miljoen (hierna: de Grant) aan SIGL uitbetaald.
3.11.
De door partijen gehanteerde werkwijze, zoals deze in elk geval tot en met 2022 is gevolgd, bestaat eruit dat IFLA voorafgaand aan ieder kalenderjaar met betrekking tot de door haar uitgevoerde Legacy-werkzaamheden een budget opstelt en ter goedkeuring aan SIGL voorlegt. Dit budget bestaat enerzijds uit kosten die SIGL rechtstreeks uit de Grant betaalt (‘
direct funding’), zoals reis- en verblijfkosten in het kader van projecten. Anderzijds ziet het budget op vaste kosten, waaronder kosten voor personeel van IFLA dat zich bezig houdt met Legacy-werkzaamheden en IT- en kantoorkosten, die IFLA voor een vooraf vastgesteld percentage bij SIGL in rekening brengt.
3.12.
Partijen hebben met betrekking tot de indirecte kosten op 20 december 2016 een Joint Account-Agreement (hierna: de JA-Agreement) gesloten. In de JA-Agreement is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Article 1 Actions/activities
1.1
In the context of actions/activities relating to the Global Libraries Project, the parties have agreed that these actions/activities will be carried out by IFLA as from 1 January 2017, while the costs (specified in the appendix to this agreement) will be charged to the joint account of the said parties. The apportionment of the actual costs involved (including illness, disability, and redundancy cost of staff) will be borne by each of the parties for a previously fixed part, independent of the amount of the actual costs. The risk of higher or lower actual costs will therefore also be borne by the joint account of the parties in accordance with the hereinafter agreed formula.(…)
1.4
IFLA is obliged to enable Stichting SIGL to check all actions referred to in the first paragraph.
(…)
Article 2 Apportionment of the costs
2.1
The actual amount of the costs (therefore without a profit markup) of the action referred to under Article 1, first paragraph, will be borne by each of the parties based on the formula referred to in the appendix to this agreement. The agreed upon percentages cannot be adjusted during the term of this agreement.
2.2
The costs, charges and risks will be administered separately by IFLA. IFLA will send a settlement/expense statement for Stichting SIGL’s share in the costs incurred quarterly at the expense of the joint account in the following quarter. IFLA will prepare a final report as soon as possible after year-end and send it to Stichting SIGL for notification purposes. Within one quarter after receipt of the final report, final settlement (without surcharge) of the apportioned actual costs will take place on the formulas agreed in the first paragraph.
Article 3 Termination of agreement
This agreement is entered into effective as of 1 January 2017, and applies for an indefinite period. Each of the parties is at all times entitled to terminate this agreement, with die observance of a notice period of 1 month. Notice must be given in writing.(…)
Article 5 Final Stipulation
The stipulations stated in this agreement may only be amended in writing. If, as a result of consultation with the Tax and Customs Administration, this agreement should be modified, this agreement may be amended, which amended stipulations will then apply with retrospective effect from 1 January 2017.(…)”
3.13.
Met de JA-Agreement is beoogd het risico te ondervangen dat IFLA over haar facturen aan SIGL met betrekking tot de indirecte kosten BTW moet afdragen.
3.14.
In 2017 bestond het bestuur van SIGL uit de volgende personen: mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ), mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] (als afgevaardigde van BMGF). [naam 1] was tot 2019 tevens bestuursvoorzitter van IFLA.
3.15.
Op 27 november 2017 heeft de heer [naam 4] (hierna: [naam 4] ), die op dat moment de functie van secretaris-generaal bij zowel IFLA als SIGL bekleedde, in twee afzonderlijke e-mailberichten (met dezelfde inhoud) het bestuur van IFLA en SIGL aangeschreven met betrekking tot de JA-Agreement. In die e-mailberichten schrijft [naam 4] dat de JA-Agreement ter goedkeuring aan de belastingdienst is voorgelegd en dat de belastingdienst deze heeft goedgekeurd onder de voorwaarde dat deze wordt gewijzigd in die zin dat deze niet-opzegbaar is. [naam 4] heeft de bestuursleden daarom om toestemming verzocht om artikel 3 van de JA-Agreement te wijzigen in:
“Article 3 Termination of agreement
This agreement is entered into effective as of 1 January 2017, and applies for an indefinite period.”
3.16.
Diezelfde dag heeft zowel [naam 1] namens IFLA als mevrouw [naam 2] namens SIGL per e-mail akkoord gegeven op de voorgestelde wijziging van artikel 3 van de JA-Agreement. Daarnaast volgt uit de notulen van de bestuursvergadering van SIGL van 14 december 2017 dat de wijziging van artikel 3 van de JA-Agreement daar aan de orde is gekomen en door het bestuur van SIGL is goedgekeurd.
3.17.
SIGL heeft op 29 april 2022 haar statuten gewijzigd in die zin dat deze als gevolg van de wijziging niet meer voorschrijven dat twee bestuursleden van SIGL ook bestuurslid van IFLA moeten zijn.
3.18.
In oktober 2022 is [naam 4] als secretaris-generaal bij IFLA afgetreden en uit dienst is getreden na de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Op 28 februari 2023 is [naam 4] eveneens afgetreden als secretaris-generaal van SIGL. [naam 4] is vervolgens door SIGL ingehuurd als bezoldigd extern adviseur van het bestuur van SIGL.
3.19.
SIGL heeft vanaf 2023 in toenemende mate verzocht om onderliggende facturen en achterliggende overeenkomsten ten aanzien van door IFLA onder de JA-Agreement ingestuurde facturen. Dit heeft geleid tot een discussie tussen partijen over de wijze waarop IFLA onder de JA-Agreement declareert en of de (huidige versie van) de JA-Agreement nog toereikend is.
3.20.
IFLA heeft in september 2023 een budget voor 2024 van € 3,8 miljoen aan SIGL ter goedkeuring voorgelegd. SIGL heeft het budget niet goedgekeurd en heeft verzocht om een lager budget dat in lijn was met de voorgaande jaren ter hoogte van circa € 2,2 miljoen. SIGL heeft het budget voor 2024 uiteindelijk, na diverse aanvullende vragen te hebben gesteld, op 14 juni 2024 voor een bedrag van € 2.030.578,00 goedgekeurd. Partijen hebben daartoe een Budget Agreement gesloten. In artikel 2 van de Budget Agreement is bepaald:
“Approval of the 2024 budget from SIGL is required before IFLA commits to expenditure”.
3.21.
Bij e-mailbericht van 6 augustus 2024 heeft [naam 1] de JA-Agreement per 31 december 2024 opgezegd en daarbij het volgende geschreven:
“(…)As you know, we have been discussing the relationship between IFLA and SIGL for quite a while now. In Seattle and thereafter we have exchanged views and discussed plans on hanging the relationship to a more feasible, project-based funder model.
You also know that we are not happy with the issues we encountered with IFLA in 2024 and the lack of progress on projects while IFLA continued to incur and invoice high costs to SIGL.
Next to that, the allegations by IFLA in its several letters to SIGL, the communication to its members regarding the 2024 budget and the refusal to read our statement at the General Assembly, has seriously damaged the trust needed in our current relationship.
These all have led us to the conclusion that we should terminate the JAA by the end of this year (meaning per 31 December 2024). We want to be clear and transparent on this, also to enable IFLA to timely prepare for another business model.(…)
We are willing and able to implement this per 1 January 2025 and suggest that our respective tax and legal advisors have a meeting in which our advisors can present the new model. Please let us know the availability of your tax and legal advisors for such a meeting.(…)”
3.22.
In de periode hierna hebben partijen en hun adviseurs overleg gevoerd over een nieuw model voor een samenwerkingsovereenkomst tussen partijen. Bij e-mail van 8 oktober 2024 heeft de advocaat van SIGL daartoe een conceptovereenkomst gestuurd. IFLA heeft daarop laten weten niet verder te willen praten over dit concept, nu SIGL op basis daarvan volledige controle zou krijgen over de Grant en in staat wordt gesteld deze voor eigen doeleinden in te zetten.

4.Het geschil

4.1.
IFLA vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. SIGL te gebieden om binnen drie dagen na dit vonnis de opzegging van de JA-Agreement in te trekken, althans SIGL te verbieden aan die opzegging uitvoering te geven;
II. SIGL te gebieden de JA-Agreement na te komen;
III. SIGL te verbieden de JA-Agreement (opnieuw) op te zeggen;
IV. SIGL te verbieden de onder de Grant resterende gelden uit te geven anders dan aan:
a. betaling van door IFLA in overeenstemming met de JA-Agreement gestuurde en te sturen kwartaalfacturen;
b. betaling voor “
additional contractor staff costs for SIGL-funded projects delivered by IFLA” als bedoeld in de Budget Agreement;
c. door IFLA aan SIGL gestuurde facturen in het kader van “SIGL-funded projects” als bedoeld in de Budget Agreement alsmede facturen van consultants voor “
SIGL-funded projects”;
d. haar eigen operationele kosten, voor zover dit vacatiegeld en onkostenvergoedingen van bestuursleden, alsmede kosten van adviseurs en andere redelijke kosten van haar organisatie betreft;
V. SIGL te gebieden om facturen van IFLA te betalen indien de daarin gefactureerde bedragen overeenstemmen met (i) de percentages in de JA-Agreement of (ii) het door SIGL goedgekeurde budget;
een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van SIGL in de proceskosten.
4.2.
IFLA legt, samengevat, het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. SIGL heeft de JA-Agreement niet rechtsgeldig opgezegd. De aard van en het doel waarvoor de Grant is verstrekt brengt mee dat de JA-Agreement pas kan worden opgezegd op het moment dat de Grant volledig is besteed aan door IFLA uitgevoerde Legacy-werkzaamheden. Partijen zijn ook overeengekomen dat de JA-Agreement niet eenzijdig kan worden opgezegd door akkoord te geven op de wijziging van artikel 3 van de JA-Agreement. Voor zover de JA-Agreement wel opzegbaar zou zijn, is opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De redenen die SIGL aan de opzegging ten grondslag heeft gelegd vormen namelijk geen zwaarwegende grond tot opzegging. SIGL probeert verder met de opzegging van de JA-Agreement ongeoorloofde druk op IFLA uit te oefenen om een door SIGL gewenste samenwerkingsvorm te accepteren. Daarnaast is er gegronde vrees dat SIGL de Grant anders zal besteden dan waarvoor deze is bedoeld. Ten slotte is de rol van SIGL beperkt zodat zij gehouden is om de facturen van IFLA te betalen indien deze overeenstemmen met de percentages uit de JA-Agreement en het door SIGL goedgekeurde budget.
4.3.
SIGL voert het volgende verweer. SIGL heeft de JA-Agreement rechtsgeldig opgezegd. De wijziging van artikel 3 van de JA-Agreement heeft geen gevolg gehad, nu daaraan geen formeel bestuursbesluit van IFLA ten grondslag ligt. [naam 4] noch [naam 1] waren bevoegd om namens IFLA akkoord te geven op de wijziging. Voor zover de JA-Agreement zou gelden als een overeenkomst voor onbepaalde tijd, is deze in beginsel opzegbaar. Daarbij is, voor zover vereist, sprake van een zwaarwegende grond tot opzegging omdat IFLA begin 2024 een situatie heeft laten ontstaan waarin zij geen projecten in het kader van het Global Libraries Initiative uitvoerde totdat het budget was goedgekeurd, terwijl zij ongeoorloofde kostenverhoging voor haar eigen werknemers en overheadkosten opvoert onder de JA-Agreement. Los van de omstandigheid dat de Grant niet voor dergelijke kosten is bedoeld, brengt dit ook het risico voor SIGL met zich mee dat alsnog BTW verschuldigd is nu daarmee geen activiteiten worden verricht van algemeen nut.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Verstoorde verhouding
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil is dat de samenwerking op basis van de JA-Agreement tot medio 2022 soepel verliep. Daarna hebben partijen, al dan niet verband houdende met het vertrek van [naam 4] bij IFLA en diens daaropvolgende betrokkenheid bij SIGL als adviseur, in toenemende mate conflicten en discussies gekregen over een veelheid aan onderwerpen. Daarbij zijn partijen elkaar over en weer diverse verwijten gaan maken. Dit lijkt met name ingegeven doordat partijen van mening verschillen over de invulling van de rol van SIGL en in hoeverre IFLA gehouden is om financiële verantwoording aan SIGL af te leggen. Gelet op die discussie ziet de voorzieningenrechter aanleiding om in te gaan op de taken en verantwoordelijkheden van partijen.
5.2.
Niet ter discussie staat dat de Grant is toegekend door BMGF op basis van het door IFLA ingediende Proposal Narrative. Daarin is omschreven op welke wijze IFLA de Grant beoogt te gebruiken ter bevordering van de doelstellingen van het Global Libraries Initiative. Uit de notulen van de bestuursvergadering van IFLA van 4 augustus 2016 volgt dat daarin aan de orde is gekomen op welke wijze kon worden bewerkstelligd dat uitbetaling van de Grant tot zo min mogelijk fiscale en financiële nadelen of risico’s voor IFLA zou leiden. IFLA kwam destijds namelijk niet in aanmerking om door de belastingdienst te worden aangewezen als een algemeen nut beogende instelling (ANBI) en zou daardoor fiscale faciliteiten mislopen. IFLA heeft daarom het advies gekregen om de Grant onder te brengen in een nieuw op te richten stichting die kan beschikken over een ANBI-status. De voorzieningenrechter leidt daaruit af dat de oprichting van SIGL en de keuze om de Grant in SIGL onder te brengen vooral is ingegeven door fiscale motieven. Dat daaraan andere (zwaarwegende) motieven ten grondslag hebben gelegen of dat de Grant is verstrekt voor andere doeleinden dan voor het uitvoeren van activiteiten door IFLA, is door SIGL in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt. De gekozen constructie brengt met zich dat IFLA een ruime mate van vrijheid toekomt zelf te bepalen op welke wijze zij invulling geeft aan die activiteiten en/of haar organisatie inricht en welke kosten dat met zich brengt, ook als zij van de SIGL bekostiging daarvan uit de Grant verlangt, uiteraard met inachtneming van de door partijen gemaakte afspraken.
5.3.
Vanzelfsprekend heeft het bestuur van SIGL een zekere verantwoordelijkheid. Het SIGL-bestuur zal binnen de afgesproken kaders, met name de JA-Agreement, er op toe moeten zien dat de terbeschikkingstelling van middelen plaatsvindt op een wijze en in een mate die zich verdraagt met de motieven van de BMGF om de Grant ter beschikking te stellen. In zoverre heeft het bestuur van SIGL een eigen verantwoordelijkheid, een toezichthoudende taak. Die rol kan echter niet zover gaan dat SIGL wezenlijke invloed uitoefent op de gebruikmaking van de Grant via SIGL door IFLA, anders dan wanneer sprake is van een evident onverantwoorde aanwending van middelen in het licht van de gronden waarop de Grant is verstrekt. In het geval van een evident onverantwoorde aanwending van middelen heeft SIGL de bevoegdheid om de nakoming van de JA-Agreement – ook indien deze niet-opzegbaar zou zijn, waarop in hierna onder 5.5. nader wordt ingegaan – op te schorten, nu onverkorte nakoming van de JA-overeenkomst in dat geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Of daarvan nu sprake is komt hierna onder 5.7. aan de orde.
Opzegbaarheid JA-Agreement (vordering I., II. en III.)
5.4.
SIGL is van mening dat de JA-Agreement rechtsgeldig door haar is opgezegd. IFLA bestrijdt dat en meent dat de JA-Agreement onopzegbaar is. Daartoe moet allereerst de vraag worden beantwoord of de JA-Agreement voorziet in een opzeggingsmogelijkheid. De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het bestuur van SIGL akkoord heeft gegeven op de door [naam 4] , toen secretaris-generaal van IFLA, voorgestelde wijziging van artikel 3 van de JA-Agreement die inhield dat de overeenkomst (op aanwijzing van de belastingdienst) onopzegbaar zou moeten zijn. SIGL betoogt dat IFLA bij deze wijziging niet bevoegd vertegenwoordigd werd door secretaris-generaal [naam 4] en deze wijziging daarom niet tot stand is gekomen. De JA-Agreement is aldus (onverminderd, dwz. conform de JA-Agreement zoals die op dat moment gold) opzegbaar, zo meent SIGL.
5.5.
De voorzieningenrechter volgt SIGL hierin niet. Hoewel IFLA verdedigt dat secretaris-generaal [naam 4] op dat moment wel degelijk vertegenwoordigingsbevoegd (gevolmachtigd) was, gaat de voorzieningenrechter er in het vervolg vanuit dat die bevoegdheid van [naam 4] op dat moment ontbrak. Van belang is dat de wijziging van artikel 3 van de JA-Agreement op 27 november 2017 door [naam 4] zowel aan het bestuur van IFLA als van SIGL is voorgelegd. [naam 1] heeft in haar hoedanigheid van bestuursvoorzitter van IFLA op het tijdstip waarop zij per e-mail haar akkoord op de wijziging gaf, begrepen of - onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs - moeten begrijpen, dat er geen sprake was van een toereikende volmacht aan [naam 4] om IFLA te vertegenwoordigen, en evenzeer dat zij dat zelf (als IFLA bestuurslid) ook niet (zelfstandig) was. Omdat [naam 1] op dat moment tevens bestuurslid was van SIGL, kan haar kennis over de ontbrekende vertegenwoordigingsbevoegdheid aan de zijde van IFLA aan (het bestuur van) SIGL worden toegerekend. Nu SIGL aldus het gebrek - het ontbreken van een toereikende vertegenwoordigingsbevoegdheid aan de zijde van IFLA - dus al op 27 november 2017 kende of geacht moet worden die te hebben gekend, komt SIGL nu geen beroep op onbevoegde vertegenwoordiging meer toe (artikel 3:69 lid 3 BW). Dit laat nog onverlet de mogelijkheid dat vertegenwoordigingsbevoegde bestuurders van IFLA al op of kort na 27 november 2017 de onbevoegde vertegenwoordigingshandeling van [naam 4] namens IFLA hebben bekrachtigd. Kortom, in dit kort geding is voldoende aannemelijk dat IFLA en SIGL overeenstemming hebben bereikt over de aanpassing van artikel 3 van de JA-Agreement, een aanpassing die expliciet is vastgelegd in e-mailwisselingen en aldus “in writing” (artikel 5 van de JA-Agreement) tot stand is gekomen. Sinds deze wijziging is de JA-Agreement een niet opzegbare overeenkomst. Daarom stond en staat het SIGL niet vrij de JA-Agreement eenzijdig op te zeggen. De opzegging door SIGL van 6 augustus 2024 heeft dan ook geen rechtsgevolg teweeggebracht.
5.6.
De voorzieningenrechter overweegt, ten overvloede, nog het volgende. Zelfs al zou moeten worden aangenomen dat de wijziging van de JA-Agreement in 2017 niet heeft plaatsgevonden, dan heeft de opzegging door SIGL geen effect omdat een beroep op de opzegging in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. In het licht van hetgeen hiervoor aan de orde kwam over de ontstaansgeschiedenis van de aanvraag van de Grant, de (met name om belastingredenen) gekozen constructie met SIGL als ontvanger van de Grant ten behoeve van IFLA, zou het SGL niet vrij staan tot opzegging over te gaan tenzij sprake zou zijn van zwaarwegende gronden die - gelet op de hierboven, in 5.3. genoemde taak van SIGL - aanpassing van de JA-Agreement onvermijdelijk maken. Daarvan is echter in dit geval geen sprake. Dat komt nu aan de orde.
5.7.
Uit het e-mailbericht van 6 augustus 2024 volgt dat SIGL aan de opzegging van de JA-Agreement ten grondslag heeft gelegd dat partijen al langere tijd discussiëren over een nieuw model voor hun samenwerking, dat IFLA de in 2024 te organiseren projecten niet voortvarend heeft uitgevoerd terwijl zij wel hoge kosten onder de JA-Agreement aan SIGL heeft gefactureerd en er een vertrouwensbreuk is ontstaan omdat IFLA zich negatief over SIGL uitlaat. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door SIGL aangedragen redenen niet maken dat de redelijkheid en billijkheid in de weg staan aan het onverkort nakoming verlangen van de JA-Agreement door IFLA. Evenmin vormen deze redenen een zwaarwegende grond tot opzegging. In het geval partijen van mening zijn dat de JA-overeenkomst niet langer toereikend is dienen zij gezamenlijk overeenstemming te bereiken over een nieuwe samenwerkingsvorm. Dat dit vooralsnog niet is gelukt door toedoen van IFLA is onvoldoende aannemelijk geworden zodat het SIGL niet vrij de nakoming van de JA-overeenkomst op te schorten of te staken. Overigens dient bij het overleg over een nieuwe samenwerkingsvorm sprake te zijn van een gelijk speelveld tussen partijen en past daarbij niet dat IFLA zich onder druk voelt staan door de opzegging van de JA-Agreement. IFLA heeft verder gemotiveerd betwist dat zij onverantwoord factureert onder de JA-Agreement. Zij heeft toegelicht dat de kostenverhoging in haar budget over 2024 (in relatie tot de budgetten over voorgaande jaren ter hoogte van steeds circa € 2,2 miljoen) verband houdt met de omstandigheid dat zij personeel heeft overgenomen van SIGL, er drie zzp-ers zijn ingehuurd voor het uitvoeren van Legacy-werkzaamheden en inflatie. Daarnaast heeft zij toegelicht dat zij aanvankelijk een hoger budget van € 3,8 miljoen voor 2024 heeft voorgelegd, omdat SIGL haar juist heeft aangemoedigd ambitieus te zijn met haar plannen voor dat jaar. IFLA heeft daarnaast aangevoerd dat de reden voor het uitstellen van projecten in de eerste helft van 2024 erin is gelegen dat het haar op basis van de Budget Agreement niet was toegestaan directe kosten te maken zolang SIGL deze nog niet had goedgekeurd en SIGL pas in juni 2024 tot goedkeuring van het budget is overgegaan. IFLA heeft ook toegelicht dat in die periode wel andere Legacy-werkzaamheden zijn uitgevoerd, zoals het uitvoeren van onderzoeken. Ten slotte is niet aannemelijk geworden dat er sprake is van een vertrouwensbreuk die louter aan het handelen van IFLA te wijten is.
5.8.
Het voorgaande brengt met zich dat SIGL (vooralsnog) gehouden is om de JA-Agreement na te (blijven) komen op de gebruikelijke wijze en dat de vordering van IFLA onder II. om SIGL te gebieden de JA-Agreement na te komen zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het standpunt van SIGL dat het IFLA ontbreekt aan een spoedeisend belang bij deze voorziening, omdat IFLA beschikt over eigen vermogen en liquide middelen zodat geen sprake is van een financiële noodzaak bij het nakomen van de JA-Agreement. IFLA heeft namelijk toegelicht dat het haar niet vrij staat die gelden aan te wenden voor de Legacy-werkzaamheden, zodat zij na 31 december 2024 binnen afzienbare niet meer in staat zal zijn haar vaste kosten te betalen.
5.9.
Anders dan SIGL heeft betoogd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering onder II. niet een vordering tot betaling van een geldsom is. Het is een vordering tot nakoming waaraan wel een dwangsom kan worden verbonden.
5.10.
Nu de vordering onder II. zal worden toegewezen en SIGL wordt veroordeeld om de JA-Agreement na te komen, heeft IFLA geen belang meer bij haar vordering onder I. waarin zij een gebod vordert om de vordering in te trekken, althans een verbod om uitvoering te geven aan de opzegging. Deze vordering zal daarom worden afgewezen. De vordering onder III. die ertoe strekt om SIGL te verbieden om de JA-Agreement (opnieuw) op te zeggen zal eveneens worden afgewezen. Op dit moment kan niet worden vooruitgelopen op een toekomstige situatie waarin mogelijk wel sprake is van een voldoende zwaarwegende grond tot beëindiging of schorsing van de nakoming van de JA-Agreement.
Verbod uitgaven Grant (vordering IV.)
5.11.
IFLA vordert dat het SIGL wordt verboden de Grant anders te besteden dan aan de uitgaven zoals geformuleerd in haar vordering onder IV. Deze vordering zal worden afgewezen. Zoals in het voorgaande aan de orde is gekomen is voldoende aannemelijk dat de Grant is verleend met het oog op het uitvoeren van activiteiten van IFLA (of haar eventuele rechtsopvolger), waarbij de rol van SIGL beperkt is tot het beheer van de middelen en het houden van toezicht of de Grant voor werkzaamheden door IFLA voor de Legacy-werkzaamheden wordt besteed. Het spreekt daarbij voor zich dat SIGL de Grant niet aan andere doeleinden mag besteden. IFLA heeft onvoldoende geconcretiseerd dat SIGL hiertoe het voornemen heeft. Onder die omstandigheden heeft IFLA onvoldoende belang bij haar vordering onder IV.
Betaling van facturen (vordering V.)
5.12.
IFLA vordert ten slotte onder V. SIGL te gebieden de facturen van IFLA te betalen indien de daarin gefactureerde bedragen overeenstemmen met de percentages in de JA-Agreement of het door SIGL goedgekeurde budget. Deze vordering zal worden toegewezen. Zoals in het voorgaande aan de orde is gekomen is de rol van SIGL beperkt tot de toets of de Grant wordt besteed aan de Legacy-werkzaamheden. Het staat SIGL niet vrij om andere voorwaarden te verbinden aan de uitbetaling van door IFLA opgevoerde kosten of facturen. Omdat IFLA voor de betaling van haar vaste kosten, voor zover die de Global Library Initiative-werkzaamheden betreffen, afhankelijk is van de uitbetaling van facturen door facturen van SIGL, heeft IFLA bij deze vordering een voldoende spoedeisend belang.
Dwangsom
5.13.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen. SIGL heeft namelijk in haar conclusie van antwoord toegezegd vrijwillig aan het vonnis van de voorzieningenrechter te zullen voldoen. Er bestaat geen reden om daaraan te twijfelen.
Proceskosten
5.14.
SIGL is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van IFLA worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
gebiedt SIGL de JA-Agreement na te komen;
6.2.
gebiedt SIGL om facturen van IFLA te betalen indien de daarin gefactureerde bedragen overeenstemmen met (i) de percentages in de JA-Agreement of (ii) het door SIGL goedgekeurde budget;
6.3.
veroordeelt SIGL in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als SIGL niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.
liv