In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2025 een beschikking gegeven in het kader van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [minderjarige] door middelengebruik en psychoses niet in staat is om voor haar kind te zorgen. De moeder heeft erkend dat haar problematiek een negatieve invloed heeft op [minderjarige] en is bereid om hulp te zoeken. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en om de relatie tussen moeder en kind te bevorderen. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. De beslissing is op schrift gesteld op 27 februari 2025.