Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer],
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij zijn moeder. De rechtbank had eerder, op 17 april 2024, het beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twintig weken een besluit te nemen. Eiser heeft op 18 december 2024 opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder wederom niet tijdig een besluit had genomen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat voldoende aannemelijk is gemaakt dat aan de voorwaarden voor vrijstelling wordt voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit was verstreken en dat een ingebrekestelling niet nodig was, aangezien er al een termijn was gesteld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag te nemen.
Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 200 verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 453,50, omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 27 februari 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt.