ECLI:NL:RBDHA:2025:3056
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, had tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 30 september 2024, wees de aanvraag af als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, wat inhoudt dat zij een tijdelijke maatregel vroeg in afwachting van de uitkomst van de beroepsprocedure.
De zitting vond plaats op 4 februari 2025, waarbij verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, en de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL24.38916) die verband houdt met het beroep van verzoekster. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, met mr. M.J. Tijnagel als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.