ECLI:NL:RBDHA:2025:3042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
24/3184
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming planschade wegens passieve risicoaanvaarding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een tegemoetkoming in planschade. Eiseres, wonende in [woonplaats], had op 4 april 2022 een verzoek ingediend, dat op 5 september 2023 door het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk werd afgewezen. Dit besluit werd in een later stadium, op 5 maart 2024, door het college gehandhaafd. Eiseres stelde schade te ondervinden door de wijziging van het planologisch regime, dat was gewijzigd door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Landelijk gebied” op 23 juli 2017. Het planschadeadviesbureau SAOZ concludeerde dat er sprake was van passieve risicoaanvaarding, omdat eiseres niet tijdig gebruik had gemaakt van de bouwmogelijkheden onder het oude bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om planschade terecht was, omdat de nadelige wijziging van het bestemmingsplan voor eiseres voorzienbaar was en zij geen concrete pogingen had ondernomen om de bouwmogelijkheden te benutten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van het verzoek om planschade.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3184

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. Th.H. Janson),
en

het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, verweerder

(gemachtigde: F. Teeuw).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een tegemoetkoming in planschade.
1.1.
Met het besluit van 5 september 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder het planschadeverzoek van eiseres afgewezen.
1.2.
Met het besluit van 5 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres is verschenen, vergezeld door [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 2] .

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiseres woont aan de [adres] in [woonplaats] en heeft op 4 april 2022 een tegemoetkoming in planschade aangevraagd. Zij stelt schade te ondervinden in de vorm van waardevermindering van haar perceel door de wijziging van het planologisch regime. Het planologisch regime is gewijzigd door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Landelijk gebied” op 23 juli 2017.
2.1.
Het college heeft voor de beoordeling van het verzoek planschadeadviesbureau SAOZ ingeschakeld. SAOZ heeft een vergelijking gemaakt tussen het oude bestemmingsplan “Landelijk gebied” (vastgesteld op 24 februari 1998) en het nieuwe bestemmingsplan “Landelijk gebied” (vastgesteld op 13 april 2017). SAOZ concludeert in het advies van augustus 2023 dat de bouwmogelijkheden op het perceel van eiseres in beginsel zijn beperkt. Onder het oude bestemmingsplan kon het bebouwingsvlak op het perceel van eiseres onder voorwaarden worden vergroot met bedrijfsgebouwen en kassen in de op de kaart aangegeven uitbreidingsrichting (de noordzijde). Ook was het bouwvlak aan de zuidzijde van het perceel van eiseres groter dan in het nieuwe bestemmingsplan het geval is. Dit levert een planologisch nadeliger situatie op voor eiseres.
2.1.1
SAOZ concludeert vervolgens echter dat sprake is van passieve risicoaanvaarding door eiseres. Hiervan is sprake als is voldaan aan drie criteria: 1) er waren kenbare en voldoende concrete aanwijzingen dat het regime in nadelige zin zou kunnen worden gewijzigd; 2) er was een zekere periode voor eiseres om alsnog de bestemmingen te realiseren of daartoe in elk geval een voldoende concrete poging te ondernemen (een “benuttingsperiode”); en 3) er was sprake van het achterwegen blijven van een voldoende concrete poging om de aanwendingsmogelijkheden te benutten, zonder dat er redenen zijn om dit niet in de risicosfeer van eiseres te laten. Volgens SAOZ is aan deze criteria voldaan. Er waren kenbare en voldoende concrete aanwijzingen dat het regime in nadelige zin zou kunnen worden gewijzigd, omdat er een voorontwerpbestemmingsplan was waarin de beperkingen van de bouwmogelijkheden op het perceel van eiseres al waren opgenomen. Dit voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage heeft gelegen van 2 juni 2014 tot en met 14 juli 2014 en er was op 17 juni 2014 een inloopavond georganiseerd. Vanaf het moment van terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan tot het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan “Landelijk gebied” op 30 juni 2016 is een periode van 25 maanden verstreken waarin eiseres de mogelijkheid heeft gehad om de bebouwingsmogelijkheden van het oude bestemmingsplan alsnog te benutten. Ten slotte heeft eiseres in deze periode geen concrete bouwaanvraag gedaan om de bouwmogelijkheden alsnog te benutten. De conclusie van het advies van SAOZ luidt daarom dat het verzoek om planschade dient te worden afgewezen, omdat er sprake is van passieve risicoaanvaarding.
2.2.
Het college heeft het advies van SAOZ overgenomen. Het college heeft daarom de aanvraag van eiseres afgewezen.

Beroep

3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens haar was het niet voldoende kenbaar dat de bouwmogelijkheden op haar perceel zouden worden beperkt. Op de plankaart is dit namelijk niet goed te zien en uit de tekst van het nieuwe bestemmingsplan valt dit evenmin af te leiden. Er was volgens eiseres ook geen enkele aanleiding om de beperking van de bouwmogelijkheden te verwachten. Ook voert eiseres aan dat het advies van SAOZ onjuist is en verweerder haar besluit niet op dit advies had mogen baseren.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. In artikel 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet heeft de wetgever regels voor overgangsrecht gegeven voor een verzoek om vergoeding van schade die is geleden door de inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder a, b, e of f, van de Wet ruimtelijke ordening (de Wro). In het derde lid is bepaald dat het oude recht van toepassing blijft op het verzoek om schadevergoeding tot het besluit op dat verzoek onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald. Dit betekent dat in dit geval de Wro nog van toepassing is.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om planschade. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres planologisch nadeel heeft geleden door de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan. Of verweerder zich onder verwijzing van het advies van SAOZ op het standpunt heeft kunnen stellen dat er sprake is van passieve risicoaanvaarding van dit planologisch nadeel, staat wel ter discussie.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Passieve risicoaanvaarding
7. Passieve risicoaanvaarding van een nadelige verandering van het bestemmingsplan doet zich voor als sprake is van voorzienbaarheid en als vanaf het moment van voorzienbaarheid geen concrete pogingen zijn gedaan tot realisering van bouwmogelijkheden die onder het oude bestemmingsplan nog wel mogelijk waren, maar onder het nieuwe bestemmingsplan niet meer, terwijl dit van een redelijk denkende en handelende eigenaar wel mocht worden verwacht. [1]
Voorzienbaarheid
7.1.
Om te beoordelen of de nadelige planologische wijziging voor eiseres voorzienbaar was, moet rekening worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat die beleidsvoornemens een formele status hebben. Van belang is dat de eigenaar van de inhoud ervan kennis kan nemen en dat een redelijk denkende en handelende eigenaar kan begrijpen op welk gebied dat beleidsvoornemen betrekking heeft en wat de zakelijke inhoud ervan is.
7.2.
Het voorontwerp van het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied is op 2 juni 2014 ter inzage gelegd. Deze terinzagelegging is gepubliceerd. Volgens verweerder was het vanaf dat moment voor eiseres voorzienbaar dat in het nieuwe bestemmingsplan de bouwvlakken gewijzigd zouden kunnen worden.
7.3.
Eiseres stelt voorop dat zij niet beducht had kunnen zijn op deze wijziging, omdat deze op geen enkele wijze in de lijn der verwachtingen lag. De wijziging was volgens eiseres ook niet logisch omdat bij andere percelen in de omgeving de bouwmogelijkheden niet zijn veranderd. Gelet daarop was het voor haar ook niet doenlijk om uit de plankaart op te maken dat de bouwmogelijkheden waren gewijzigd. Zij meent dat de verkleining van de bouwmogelijkheden op de plankaart niet te zien is, zeker niet door iemand die hier niet op beducht kon zijn. Bovendien staat er in de toelichting behorende bij het bestemmingsplan en in de planregels niets over de nadelige wijziging. Daarbij moest zij in 2008 van de gemeente de bungalow die geplaatst was aan de zuidzijde van haar perceel verplaatsen naar de achterzijde. Ook hieruit stelt zij te mogen afleiden dat de bouwmogelijkheden aan de achterzijde niet ingeperkt zouden worden.
7.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht aangenomen dat de planologische wijziging vanaf 2 juni 2014 voorzienbaar was. Vaststaat dat vanaf die datum het voorontwerp ter inzage heeft gelegen waarin de nadelige bestemmingsplanwijzigingen waren opgenomen. Het definitieve bestemmingsplan is op dit punt niet gewijzigd ten opzichte van het voorontwerp. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat zij de bestemmingsplanwijzigingen niet heeft kunnen afleiden uit het voorontwerp. De rechtbank stelt vast dat op de plankaart is te zien dat de flexibele bouwmogelijkheden richting de noordzijde van het perceel niet meer zijn opgenomen en dat het bouwvlak aan de zuidelijke kant kleiner is geworden. Dit betekent dat eiseres aan de plankaart had kunnen zien dat de bouwmogelijkheden op haar perceel werden beperkt. Dat dit niet ook staat in de plantoelichting, de planregels, het landschapsplan en de structuurvisie, geeft geen aanleiding tot een ander oordeel. Voor de voorzienbaarheid van de planologisch nadelige wijzigingen is het voldoende dat deze kunnen worden afgeleid uit de plankaart.
7.4.1.
Het is aan de eigenaar van de in het plangebied gelegen eigendommen om ervoor te zorgen dat hij of zij kennis neemt van relevante ruimtelijke ontwikkelingen. Niet vereist is dat het bewustzijn van het risico van een voor haar ongunstige bestemmingsplanwijziging bij eiseres aanwezig was. [2] De rechtbank begrijpt dat eiseres er niet op beducht was dat de bouwmogelijkheden zouden kunnen wijzigen en vindt het voorstelbaar dat eiseres om die reden niet nauwkeurig naar de plankaart heeft gekeken. Dit is echter geen reden om aan te nemen dat geen sprake is van voorzienbaarheid. Hoe begrijpelijk ook, het was aan eiseres om kennis te nemen van het voorontwerpbestemmingsplan en daarbij ook voldoende nauwkeurig te kijken naar de bouwmogelijkheden die volgens de plankaart zouden gaan gelden op haar perceel, ook als eiseres de verwachting had dat er niets zou veranderen.
7.4.2.
Ook het feit dat verweerder eiseres in 2008 heeft verzocht om haar bungalow te verplaatsen naar het achtererf, leidt niet tot een ander oordeel. Dit heeft zich afgespeeld ruim voor de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan. Voor zover eiseres betoogt dat de nadelige planologische wijzigingen niet onder haar aandacht zijn gebracht en verweerder haar op de hoogte had moeten stellen van wat de wijzigingen precies zouden inhouden, wijst de rechtbank erop dat verweerder aan haar publicatieplicht heeft voldaan. Tot een actievere vorm van informatievoorziening was verweerder niet verplicht.
Concrete poging
7.5.
Nu verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de nadelige planologische wijzigingen voorzienbaar waren, staat vervolgens de vraag ter beantwoording of eiseres een concrete poging heeft gedaan om de bouwmogelijkheden alsnog te realiseren. Volgens vaste rechtspraak bestaat een voldoende concrete poging wanneer het gaat om het benutten van bouwmogelijkheden uit het indienen van een bouwplan dat zodanig is uitgewerkt dat het zich laat beoordelen op passendheid binnen het bestemmingsplan en dat in beginsel past binnen de bestaande mogelijkheden van het bestemmingsplan. [3]
7.6.
Vaststaat dat eiseres geen aanvraag of principeverzoek heeft ingediend voor een bouwplan om zo de ruimere mogelijkheden op grond van het oude bestemmingsplan nog te benutten. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres tot het moment dat het ontwerpbestemmingsplan “Landelijk gebied” ter inzage werd gelegd op 30 juni 2016 een periode van 25 maanden heeft gehad om de bouwmogelijkheden alsnog te benutten, maar daartoe geen poging heeft gedaan.
Conclusie passieve risicoaanvaarding
7.7.
Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de nadelige planologische wijzigingen voorzienbaar waren en dat eiseres het risico op het vervallen van de bestaande bouwmogelijkheden passief heeft aanvaard door niet alsnog van de mogelijkheden gebruik te maken voordat het ontwerpbestemmingsplan "Landelijk gebied" ter inzage werd gelegd.
Deskundigheid SAOZ
8. Eiseres stelt dat SAOZ ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van het geval. Zij stelt dat SAOZ heeft miskend dat de inperking van de bouwmogelijkheden niet voorzienbaar was en dat SAOZ het oordeel dat er sprake was van voorzienbaarheid onvoldoende heeft gemotiveerd. SAOZ had bovendien de verkleining van het bouwvlak aan de zuidzijde en de verkleining van de bouwmogelijkheden richting de noordzijde afzonderlijk moeten beoordelen. Om die redenen zijn er volgens eiseres concrete aanknopingspunten om aan de juistheid en volledigheid van de adviezen van SAOZ te twijfelen.
8.1.
Verweerder betwist dat er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan juistheid of volledigheid van de beoordeling van SAOZ. Er is geen aanleiding geweest om de adviezen van de SAOZ niet te volgen.
8.2.
De rechtbank overweegt dat op degene die de advisering bestrijdt in beginsel de bewijslast rust om de mogelijke onjuistheid en/of onvolledigheid aan te tonen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is SAOZ te beschouwen als een onafhankelijke deskundige op het gebied van planschade. [4] Het betrokken bestuursorgaan mag in beginsel op een door de SAOZ uitgebracht advies afgaan. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ligt geen grond om van dit uitgangspunt af te wijken. Dat eiseres het niet eens is met de inhoud van het advies van SAOZ, maakt niet dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen of ondeugdelijk is. Zoals hiervoor overwogen onder 7.4, heeft SAOZ terecht geoordeeld dat de planologische wijziging voorzienbaar was. Daarbij geldt dat zowel de verkleining het bouwvlak aan de zuidzijde als de verkleining van de bouwmogelijkheden richting de noordzijde volgt uit de plankaart bij het voorontwerpbestemmingsplan, zodat de rechtbank geen reden ziet waarom deze twee nadelige planologische wijzigingen in het kader van de voorzienbaarheid afzonderlijk hadden moeten worden beoordeeld. Dat SAOZ niet op alle argumenten van eiseres zou zijn ingegaan, leidt niet tot een ander oordeel. In de argumenten die door eiseres naar voren zijn gebracht in het kader van de onjuistheid en/of onvolledigheid van het advies van SAOZ, heeft verweerder geen reden hoeven zien om het advies niet te volgen.
8.3.
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet op basis van het advies van SAOZ op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van passieve risicoaanvaarding, zodat het verzoek om planschade moest worden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Wesselo, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 12 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2567 en van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582 .
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2401.
3.Zie de uitspraken van de Afdeling van 12 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2567 en van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2541.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2317.