In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025, in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Delft, wordt het beroep van eiser tegen de toegekende tegemoetkoming in planschade beoordeeld. Eiser, wonende in Delft, had op 19 oktober 2022 een verzoek ingediend om tegemoetkoming in planschade, omdat hij schade ondervond door de wijziging van het planologisch regime door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Nieuw Delft, zuidelijke velden" op 25 januari 2019. Het college had een tegemoetkoming van € 3.750,- toegekend, gebaseerd op een advies van planschadeadviesbureau Thorbecke, dat een normaal maatschappelijk risico van 5% had vastgesteld. Eiser was van mening dat de toegewezen tegemoetkoming te laag was en dat er een schending van het gelijkheidsbeginsel was, omdat een buurman een hogere tegemoetkoming had ontvangen op basis van een ander adviesbureau.
De rechtbank oordeelt dat het college op goede gronden het advies van Thorbecke heeft gevolgd en dat de vaststelling van de waardevermindering van de woning op € 23.000,- niet onzorgvuldig was. De rechtbank stelt vast dat de door Thorbecke uitgevoerde planologische vergelijking niet wordt bestreden en dat de conclusie dat er geen sprake is van meer geluidoverlast dan in de oude situatie, niet onterecht is. De rechtbank concludeert dat het gelijkheidsbeginsel niet vereist dat steeds hetzelfde adviesbureau wordt ingeschakeld en dat de keuze voor Thorbecke gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de beslissing van het college in stand blijft en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.