ECLI:NL:RBDHA:2025:3040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
C/09/664042 / FA RK 24-2369
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en draagplicht huurschuld in beperkte gemeenschap van goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in beperkte gemeenschap van goederen waren gehuwd. De vrouw verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toe te kennen, evenals de volledige draagplicht voor een huurschuld van € 6.393,93 die de man had opgebouwd. De man was niet verschenen op de zitting, omdat hij geen bekende woon- of verblijfplaats had. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wat door de man niet werd betwist, en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen.

Wat betreft het huurrecht van de echtelijke woning heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek van de vrouw om het huurrecht aan haar toe te kennen, niet werd betwist en dus op de wet gegrond was. De rechtbank heeft echter het verzoek van de vrouw om de man volledig draagplichtig te verklaren voor de huurschuld afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat er redenen van redelijkheid en billijkheid waren om van de wettelijke hoofdregel af te wijken, die stelt dat beide echtgenoten voor de helft draagplichtig zijn voor de schulden van de gemeenschap. De rechtbank benadrukte dat de huurschuld betrekking had op de woning waar de vrouw met haar kinderen verbleef en dat de vrouw geen inzicht had gegeven in haar financiële situatie of pogingen om zelf in haar inkomen te voorzien. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de vrouw als huurster van de woning aangewezen, maar het verzoek om de man volledig draagplichtig te verklaren voor de huurschuld werd afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 24-2369 (echtscheiding) / FA RK 24-5976 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/664042 (echtscheiding) / C/09/671279 (verdeling)
Datum beschikking: 27 februari 2025

Scheiding

Beschikkingop het op 2 april 2024 ingekomen en op 23 april 2024 aangevulde verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Ahmadi te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 2 april 2024;
  • het bericht van 8 april 2024 van de zijde van de vrouw, met als bijlage het betekeningsexploot;
  • het aanvullende verzoekschrift, ingekomen op 23 april 2024;
  • het bericht van 1 mei 2024 van de zijde van de vrouw, met als bijlage het betekeningsexploot van het aanvullende verzoekschrift;
  • het bericht van 8 augustus 2024 van de zijde van de vrouw.
Op 30 januari 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij is verschenen: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
De man heeft geen bekende woon- of verblijfplaats. Hij is openbaar opgeroepen voor de zitting door middel van een advertentie in de op 7 november 2024 verschenen editie van de Staatscourant. Hij is evenwel niet verschenen.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdag] 2018 te [plaats 1] .
- Partijen zijn gehuwd in beperkte gemeenschap van goederen.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt nu de echtscheiding uit te spreken en:
  • het huurrecht van de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaats 2] , [adres] , toe te kennen aan de vrouw;
  • te bepalen dat de man volledig draagplichtig is voor de schuld aan de verhuurder (Woonpartners Gouda) ad € 6.393,93,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft geen verweer gevoerd.

Beoordeling

Echtscheiding
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft dit niet betwist, zodat het verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond kan worden toegewezen.
Huurrecht echtelijke woning
Het verzoek van de vrouw om het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toe te kennen, kan als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Draagplicht huurschuld
De man en de vrouw zijn gehuwd op [huwelijksdag] 2018. Nu gesteld noch gebleken is dat zij huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt, moet worden aangenomen dat zij zijn gehuwd in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen.
Een wettelijke beperkte gemeenschap van goederen betreft alle goederen die reeds vóór de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden, en alle overige goederen van de echtgenoten, door ieder van hen afzonderlijk of door hen tezamen vanaf de aanvang van de gemeenschap tot haar ontbinding verkregen, en verder alle gemeenschappelijke schulden die de echtgenoten bij aanvang van de gemeenschap al hadden en alle tijdens deze gemeenschap ontstane schulden. Als wettelijke peildatum voor het vaststellen van de omvang van de huwelijksgemeenschap geldt de datum van indiening van het verzoekschrift, zijnde 2 april 2024.
Voor zover de vrouw bekend bevat de huwelijksgemeenschap enkel schulden. De vrouw verzoekt te bepalen dat de man volledig draagplichtig is voor de huurschuld van € 6.393,93. Deze huurschuld heeft betrekking op de periode juni 2023 tot en met maart 2024.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de vrouw het volgende naar voren gebracht.
De laatste jaren van het huwelijk had de vrouw geen inkomen. De man was daarom verantwoordelijk voor de betaling van alle vaste lasten. Sinds juni 2023 heeft de man de huur niet meer voldaan en in augustus 2023 is hij met de noorderzon vertrokken. Omdat de man zich niet liet uitschrijven van het adres van de echtelijke huurwoning heeft de vrouw pas in april 2024 een uitkering kunnen aanvragen. Vanaf dat moment is zij de huur zelf gaan betalen. Gelet op voormelde omstandigheden acht de vrouw het redelijk dat de huurschuld volledig door de man wordt gedragen.
Vast staat dat de huurschuld een schuld is van de (ontbonden) huwelijksgemeenschap.
De hoofdregel van artikel 1:100, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is dat beide echtgenoten een gelijk aandeel hebben in de ontbonden gemeenschap. Als gevolg daarvan zijn zij in beginsel ook ieder voor de helft draagplichtig met betrekking tot gemeenschapsschulden. In het tweede lid van voormeld artikel is een uitzondering geformuleerd op deze hoofdregel voor de situatie dat er sprake is van een negatieve boedel. Artikel 1:100, tweede lid, BW luidt als volgt:
“Voor zover bij de ontbinding van de gemeenschap de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen, worden deze gedragen door beide echtgenoten ieder voor een gelijk deel, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, mede in verband met de aard van de schulden, een andere draagplicht voortvloeit”.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft gesteld om op grond van redelijkheid en billijkheid een uitzondering te maken op het wettelijke uitganspunt dat ieder van de echtgenoten voor de helft draagplichtig is voor de schuld. In dit kader acht de rechtbank onder meer de aard van de schuld van belang. De huurschuld heeft betrekking op de woning waar de vrouw na het vertrek van de man in augustus 2023 is blijven wonen met haar kinderen. Tegenover de huurschuld stond voor de vrouw dus het huurgenot. De vrouw heeft verder geen inzicht gegeven in de gehele schuldenlast en in de pogingen die zij heeft ondernomen om zelf in haar inkomen te voorzien dan wel een uitkering te krijgen. Evenmin heeft zij laten zien welke inspanningen zij heeft gepleegd om de man te laten uitschrijven, zodat zij mogelijk eerder aanspraak had kunnen maken op een uitkering.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de vrouw om te bepalen dat de man volledig draagplichtig is voor de huurschuld worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdag] 2018 te [plaats 1] ;
bepaalt dat de vrouw met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de huurster zal zijn van de woonruimte te ( [postcode] ) [plaats 2] , [adres] , en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, rechter, bijgestaan door mr. C.P.E. van de Fliert-Verburg als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 27 februari 2025.