ECLI:NL:RBDHA:2025:3027

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
NL25.7436
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en informatieplicht in vreemdelingenrechtelijke procedure

Op 27 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en als minderjarige Nederland is binnengekomen. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 5 februari 2025 is genomen, ongegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring, die was opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de minister niet had voldaan aan de informatieplicht, omdat hij geen informatiefolder had ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende had aangetoond dat de folder was uitgereikt, en dat de informatieplicht was nageleefd.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was op basis van de openbare orde, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser betwistte enkele gronden voor de maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de zware gronden feitelijk juist waren en voldoende om de maatregel te dragen. Eiser vroeg zich ook af of de minister voldoende voortvarend handelde, maar de rechtbank concludeerde dat de minister voldoende had gedaan om het vertrek van eiser te bevorderen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7436

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B.J. Strooij),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboren] 2005.
2. Eiser stelt dat verweerder niet heeft voldaan aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 5.3, eerste lid, derde volzin, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). In de maatregel van bewaring staat weliswaar dat er een informatiefolder is uitgereikt in de Arabische taal, maar uit het dossier is niet af te leiden dat de informatiefolder daadwerkelijk aan eiser is uitgereikt. Eiser geeft zelf aan dat hij deze brief nooit heeft ontvangen.
3. De beroepsgrond slaagt niet. In de maatregel van bewaring staat dat een informatiefolder is uitgereikt in de Arabische taal. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat de betreffende ambtenaar telefonisch heeft bevestigd dat de informatiefolder aan eiser is uitgereikt, maar dat deze niet is ingescand. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring in de maatregel van bewaring dat de informatiebrief daadwerkelijk is uitgereikt. Hiermee is voldaan aan de informatieplicht.
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. In de maatregel staan als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
5. Ter zitting heeft verweerder lichte grond 4e laten vallen.
Maatregel van bewaring
6. Eiser betwist de zware grond 3a en lichte gronden 4c en 4d. Eiser is namelijk als minderjarige Nederland binnengekomen. Daarom kan niet aan hem worden tegengeworpen dat hij niet beschikt over een paspoort. Daarnaast staat hij weliswaar niet ingeschreven in het BRP, maar heeft hij wel een vast verblijfadres. Hij verblijft namelijk bij [Stichting] . Ook krijgt hij van deze Stichting leefgeld, zodat hij over voldoende middelen van bestaan beschikt.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware gronden 3c en 3i en de feitelijke juistheid van zware grond 3a niet heeft betwist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gronden feitelijk juist en kunnen deze de maatregel dragen en zijn ze bovendien voldoende om een risico op onttrekking aan te nemen. De overige gronden behoeven daarom geen verdere bespreking.
Lichter middel
8. Eiser stelt dat verweerder had moeten volstaan met het toepassen van een lichter middel, nu hij bij [Stichting] kan verblijven.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen. Eiser heeft eerder niet zelfstandig voldaan aan zijn vertrekplicht en beschikt niet over de juiste documenten voor grensoverschrijding. Hieruit heeft verweerder kunnen afleiden dat het onwaarschijnlijk is dat eiser zelfstandig zal vertrekken naar Marokko. Dat hij in Nederland over een verblijfplaats stelt te beschikken maakt dit niet anders.
Voortvarend handelen
10. Eiser vraagt zich af of verweerder voldoende voortvarend handelt. De lp [3] -aanvraag is niet toegevoegd aan het dossier. Het is daarom niet mogelijk te controleren dat de aanvraag daadwerkelijk op 19 februari 2025 is verzonden en dat deze aanvraag de juiste gegevens bevat.
11. De rechtbank ziet in de enkele stelling van eiser geen aanleiding te twijfelen aan de mededeling van verweerder in de aanbiedingsbrief dat de lp-aanvraag op 19 februari 2025 is verzonden. Verweerder hoefde de lp-aanvraag ook niet te overleggen. Daarnaast heeft op 10 februari 2025 een vertrekgesprek plaatsgevonden met eiser. Gelet hierop heeft verweerder voldoende voortvarend gewerkt aan het vertrek van eiser.
Ambtshalve toetsing
12. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 27 februari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vb.
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.Laissez-passer.