ECLI:NL:RBDHA:2025:2950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
NL25.6307
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van artikel 59a Vw

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die op 6 februari 2025 door de minister van Asiel en Migratie aan de eiser is opgelegd. De maatregel is gebaseerd op artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de minister stelt dat er een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht van de eiser naar Duitsland, waar hij eerder asiel heeft aangevraagd. De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2025 behandeld, waarbij de eiser, van Algerijnse nationaliteit, werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Tijdens de zitting heeft de minister enkele gronden ingetrokken, maar de rechtbank oordeelt dat de overige gronden voldoende zijn om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat er een significant risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voortvarend werkt aan de overdracht en dat er zicht is op een overdracht binnen een redelijke termijn. Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6307

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M.J. van der Vlis),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Inleiding

1. De minister heeft op 6 februari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2025, met behulp van telehoren, op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is een tolk verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

2. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
3. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De minister heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser:
(zware gronden)3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
(lichte gronden)4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3.1.
Op de zitting heeft de minister lichte grond 4a ingetrokken.
3.2.
De minister heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Verder heeft de minister overwogen dat een minder dwingende maatregel (lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
3.3.
Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.

Voortraject

4. De rechtbank stelt vast dat eiser de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.
Grondslag en gronden
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser valt onder de in artikel 59a, van de Vw genoemde categorie vreemdelingen. Er bestaat een concreet aanknopingspunt voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 7 oktober 2022 asiel heeft gevraagd in Duitsland. Er is in het verleden een claimakkoord met Duitsland tot stand gekomen dat ook is geëffectueerd. Er is niet gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden die maken dat een overdracht aan Duitsland thans niet meer aan de orde is. De minister heeft bovendien een nieuw claimverzoek aan de Duitse autoriteiten gericht.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de zware en lichte gronden 3a, 3d, 3e, 4c en 4d aan de maatregel ten grondslag kunnen worden gelegd en dat deze, in samenhang bezien, voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en dat een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser is niet op de voorgeschreven wijze ingereisd (3a), eiser voldoet niet aan artikel 4.21 van het Vb en heeft geen actie ondernomen om aan identificerende documenten te komen (3b), eiser heeft een alias gebruikt (3 e), eiser heeft geen vaste woon of verblijfplaats (4c) en geen middelen om in zijn onderhoud te kunnen voorzien (4d).
Lichter middel
6. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd is de minister er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstaat niet om de overdracht van eiser te verzekeren.
6.1.
De rechtbank constateert dat eiser heeft aangegeven dat hij last heeft van zijn nieren en astmatisch te zijn. Eiser heeft ook aangegeven twee verschillende soorten medicijnen te gebruiken. Door de minister is eiser erop gewezen dat, mochten zich medische omstandigheden voordoen, alle medische faciliteiten in het detentiecentrum Rotterdam aanwezig zijn. De medische zorgverlening binnen de detentie- en uitzetcentra in Nederland is gelijkwaardig aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij.
6.2.
Daarnaast is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin de minister aanleiding had moeten zien eiser een lichter middel dan bewaring op te leggen. Eiser heeft ook verder geen persoonlijke belangen kenbaar gemaakt. De minister heeft terecht geen aanleiding gezien om aan eiser een lichter middel op te leggen.
Voortvarendheid en zicht op overdracht
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de overdracht en dat zicht op overdracht binnen redelijke termijn niet ontbreekt. De minister heeft op 11 februari 2025 een vertrekgesprek gevoerd en heeft op 18 februari 2025 een claimverzoek gedaan. Dat eiser op 6 februari 2025 al zou zijn medegedeeld dat hij aan Duitsland zou worden overgedragen, maakt het voorgaande niet anders. De minister heeft zes weken de tijd om overdracht te realiseren en die zes weken zijn in het geval van eiser nog niet verstreken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.