ECLI:NL:RBDHA:2025:2944
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvragen en prematuriteit van ingebrekestellingen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over beroepen van twee eisers tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De eisers hebben op 25 juni 2023 hun asielaanvragen ingediend. De minister heeft op 16 augustus 2023 Frankrijk verzocht om eiseres over te nemen op basis van de Dublinverordening, wat door Frankrijk op 16 oktober 2023 is geaccepteerd. De rechtbank constateert dat de minister op 17 april 2024 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van het asielverzoek van eiseres, maar dat eiseres niet tijdig is overgedragen. Voor eiser is op 22 september 2023 een vergelijkbaar verzoek gedaan, maar dit werd door Frankrijk op 22 november 2023 afgewezen. De minister heeft op 17 april 2024 laten weten dat de asielaanvraag van eiser verder behandeld zal worden in de nationale procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijnen voor de asielaanvragen zijn verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2023/3, dat van kracht is sinds 27 januari 2023. Hierdoor waren de ingebrekestellingen die op 27 september 2024 zijn ingediend prematuur, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister, waardoor de beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is op 30 januari 2025 openbaar gemaakt.