ECLI:NL:RBDHA:2025:2922

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
NL25.7465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inbewaringstelling en recht op rechtsbijstand in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die de Turkse nationaliteit heeft. De maatregel was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 17 februari 2025. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn recht op rechtsbijstand is geschonden, omdat zijn gemachtigde niet in staat was om hem bij te staan tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoorambtenaar onvoldoende inspanningen heeft verricht om de gemachtigde van eiser in de gelegenheid te stellen om telefonisch bij het gehoor aanwezig te zijn, ondanks de uitdrukkelijke verzoeken van de gemachtigde en de ernstige psychische problemen van eiser. De rechtbank oordeelt dat het recht op rechtsbijstand van eiser is geschonden, wat leidt tot de conclusie dat de inbewaringstelling onrechtmatig is. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de maatregel van bewaring opgeheven en een schadevergoeding van € 1.000,- toegekend aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.814,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7465

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Turkse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1998.
2. Eiser voert in beroep aan dat zijn recht op rechtsbijstand is geschonden. Voorafgaand aan het gehoor voor de inbewaringstelling heeft eiser aangegeven een advocaat bij dit gehoor te willen (M105). En ook de gemachtigde van eiser heeft voorafgaande aan het gehoor laten weten dat ze eiser voorafgaande aan dit gehoor wilde spreken en eiser bij voorkeur telefonisch bij het gehoor wilde bijstaan. Zij heeft daarbij uitdrukkelijk gewezen op de ernstige psychische situatie van eiser. Zij is door de hoorambtenaar niet op de hoogte gebracht toen het vanwege technische problemen niet mogelijk bleek eiser telefonisch te kunnen bijstaan. Eiser stelt dat nu hij een gemachtigde bij het gehoor wilde en deze gemachtigde ook bij het gehoor wilde zijn, maar hij toch is gehoord zonder bijstand van een raadsman, zijn recht op rechtsbijstand is geschonden.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit het proces-verbaal van gehoor (M110) volgt dat de gemachtigde van eiser heeft aangegeven niet persoonlijk bij het gehoor aanwezig te kunnen zijn en dat door de hoorambtenaar is medegedeeld dat niet gegarandeerd kan worden dat het lukt om telefonisch contact te krijgen, gelet op het slechte bereik in de spreekkamer. Verder blijkt niet uit de overgelegde e-mails of WhatsApp-berichten dat de gemachtigde van eiser heeft aangegeven persoonlijk bij het gehoor aanwezig te willen zijn. Het was daarom onvoldoende duidelijk dat zij wilde komen. Daarbij heeft eiser ook aangegeven dat hij toestemming gaf het gehoor zonder advocaat te laten plaatsvinden. De hoorambtenaar heeft in voldoende mate rekening gehouden met de medische problemen van eiser. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat de belangen van verweerder zwaarder wegen, nu eiser slechts een korte periode geen rechtsbijstand heeft gehad.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De vreemdeling heeft het recht om bij het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling te worden bijgestaan door zijn raadsman. Dit volgt uit artikel 100 van de Vw en artikel 5.2, vierde lid van het Vb [1] .
5. In paragraaf A5/6.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat, voor zover hier van belang, het volgende.
De ambtenaar stelt de vreemdeling tijdig in kennis van het recht om in het bijzijn van een advocaat gehoord te worden. Als de vreemdeling een advocaat bij het gehoor wenst en een voorkeursadvocaat heeft, dan wordt de voorkeursadvocaat bericht over de voorgenomen inbewaringstelling. Als de voorkeursadvocaat niet bereikbaar is, wordt het piketcentrale bericht over de voorgenomen inbewaringstelling.
Er mag met het gehoor worden begonnen zonder bijzijn van een advocaat:
- indien de vreemdeling geen advocaat bij het gehoor wenst;
- indien de vreemdeling wel een advocaat bij het gehoor wenst, en de advocaat heeft aangegeven niet bij het gehoor aanwezig te kunnen of te willen zijn; of
- indien de vreemdeling wel een advocaat bij het gehoor wenst, en er binnen twee uur na de verzending van het bericht over de voorgenomen inbewaringstelling nog geen advocaat aanwezig is.
Indien de vreemdeling wordt gehoord in het bijzijn van een advocaat, wordt de advocaat op diens verzoek in de gelegenheid gesteld om na afloop van het gehoor een zienswijze te geven over de voorgenomen inbewaringstelling.
6. De rechtbank stelt vast dat geen van de situaties als beschreven in het beleid van verweerder zich hier voordoet.
7. In het proces-verbaal van gehoor (M110) wordt bevestigd dat de gemachtigde heeft aangegeven graag telefonisch te willen aansluiten en voorafgaand aan het gehoor haar client te willen spreken en dat zij zich ernstig zorgen maakt over eisers gemoedstoestand. Verder volgt uit de overgelegde WhatsApp-berichten dat het vanwege een technisch probleem met de telefoon van de hoorambtenaar, niet mogelijk bleek de gemachtigde telefonisch het gehoor te laten bijwonen. De hoorambtenaar geeft in een WhatsApp-bericht en in het proces-verbaal van gehoor [2] aan dat hij meerdere pogingen heeft gedaan telefonisch contact te leggen, maar dat dit niet is gelukt.
8. De rechtbank is van oordeel dat de hoorambtenaar onvoldoende inspanningen heeft verricht om eiser in de gelegenheid te stellen zich te laten bijstaan door zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft duidelijk te kennen gegeven eiser voorafgaand aan het gehoor te willen spreken. Verder betwist gemachtigde uitdrukkelijk dat zij heeft aangegeven niet in staat te zijn geweest persoonlijk het gehoor bij te wonen maar dat het telefonisch aansluiten een wens was. De hoorambtenaar geeft in één van de WhatsApp-berichten aan dat hij na het opnieuw opstarten van zijn telefoon buiten de spreekkamer wel weer bereik had. Gelet hierop had het op de weg van de hoorambtenaar gelegen om, zodra bij aanvang van het gehoor bleek dat contact niet mogelijk was, buiten de spreekkamer daarover contact op te nemen met de gemachtigde van eiser. Bovendien is niet gebleken dat de hoorambtenaar naar alternatieven heeft gezocht, zoals bijvoorbeeld het gebruikmaken van een telefoon van een collega. Dit klemt te meer nu verweerder ermee bekend is dat eiser ernstige psychische problemen heeft, waaronder suïcidale gedachten en hallucinaties. Voorafgaand aan het gehoor heeft eiser ook met een verpleegkundige gesproken en na afloop is direct de medische dienst ingeschakeld. Ook tijdens het gehoor heeft eiser suïcidale uitlatingen gedaan. Door eiser te horen zonder, nogmaals, de gemachtigde van eiser in de gelegenheid te stellen hierbij aanwezig te zijn, is eisers recht op toevoeging van een raadsman bij vrijheidsontneming, bedoeld in artikel 100, eerste lid, van de Vw, geschonden. Hierdoor is hij in zijn (verdedigings)belangen geschaad.
9. Dit gebrek maakt de inbewaringstelling, indien voor de rest aan alle in de wet gestelde vereisten daarvoor is voldaan, pas onrechtmatig indien de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. De omstandigheid dat een vreemdeling tijdens het gehoor voorafgaande aan de bewaring rechtsbijstand is onthouden, is een ernstig gebrek [3] . Gelet hierop en nu niet is gebleken van zwaarwegende belangen aan de zijde van verweerder die aanleiding kunnen geven om aan het gebrek voorbij te gaan, valt de belangenafweging in het voordeel van eiser uit.
10. Het vorenstaande betekent dat de inbewaringstelling van eiser van aanvang af onrechtmatig is. De beroepsgrond slaagt. De overige beroepsgronden hoeven dan ook niet besproken te worden.
11. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel met ingang van vandaag (27 februari 2025).
12. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 10 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 10 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 1.000,-.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel met ingang van 27 februari 2025;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.000,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan op 27 februari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Pagina 3 van het proces-verbaal van gehoor.
3.Ter vergelijking verwijst de rechtbank naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1571, 4 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2207, en 13 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2300.